Ronald Weinland

WARE RELATIES EN VRIENDSCHAP – deel 7

Antichrist: Bijna alle mensen in de organisaties die na de Apostase verstrooid weden, geloven dat wanneer de apostel Johannes over de Antichrist sprak, hij het over één individu had die de leider van een grote valse kerk is. Dit is echter fout.

Hoewel het overgrote deel van Gods Kerk vandaag de waarheid kent in verband met wat Johannes daar zegt, toch weten velen die dit lezen dit niet. Daarom is het ook noodzakelijk om hier en nu een aantal zaken betreffende dit onderwerp uit te leggen, omdat dit alles te maken heeft met het kunnen identificeren van wie en ware relatie met God hebben en wie niet.

Wanneer Johannes het over Antichrist heeft, dan is het belangrijk om te begrijpen dat hij het niet over één enkel individu heeft: ‘Kinderkens (dit is de manier waarop Johannes refereert naar zij die ‘in’ de Kerk zijn), het is de laatste ure, en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist zal komen, zo zijn er nu vele antichristen gekomen; waaruit wij weten dat het de laatste ure is.’ (I Johannes 2:18) In dit vers zegt Johannes duidelijk dat er op het moment van zijn schrijven ‘vele antichristenen’ waren.

Johannes had reeds eerder over Antichrist gepredikt, want hij schrijft ook dat ‘zij dit reeds gehoord hadden’ (het hun reeds eerder verteld was) ‘…dat de antichrist zal komen’. De Kerk die door Johannes geleid werd, geloofde dat zij in de ‘laatste ure’ leefden (twee maal vermeld in dit vers). Zij verlangden naar de wederkomst van Christus, en wat Gods 6000 jarige plan betrof leefden zij inderdaad in de ‘laatste dagen’ (‘tijden’). Zij leefden in het laatste derde deel (aan het begin van de laatste 2000 jaar) aan het einde van een tijd die zou leiden tot aan de wederkomst van Christus. Maar zij wisten niet dat er nog zo’n lange tijd voor hen lag voordat de Messias zou komen. God liet toe dat zij geloofden wat zij geloofden – dat Christus gouw zou komen.

Johannes verwijst hier effectief naar wat Paulus onderwezen had. God openbaarde aan Paulus dat er voor de wederkomst van Christus een ‘mens der wetteloosheid’, een ‘zoon des verderfs’ zou opstaan in de Kerk. Zij keken uit naar het ten tonele verschijnen van een mens die Christus zou verraden – die zich tegen Hem zou keren en zodoende aan de kaak gesteld zou worden als dé Antichrist. Zij keken hier naar uit als een soort van teken dat Christus ging komen, en zij wisten ook dat dit gepaard zou gaan aan een grote afvalligheid van de waarheid – een Apostase binnen de Kerk. Zij keken hier naar uit precies zoals de Kerk dit ook deed tijdens het Filadelfia en het Laodicea tijdperk, wetende dat er een tijd zou komen dat Gods twee getuigen ten tonele zouden verschijnen en dat dit een soort van teken zou zijn dat Christus inderdaad zeer gouw zou wederkeren.

Dus toen Johannes het klaar en duidelijk maakte dat er reeds vele Antichristenen gekomen waren, waarschuwde hij hen aangaande hun ware relatie (fellowship) met God, omdat hij deze toename in mensen die Antichristenen werden zag als een voorbode van de Apostase en de opkomst van één individuele machtige Antichrist die zou vervullen wat Paulus in II Tessalonicenzen 2 verkondigde. Het is ook belangrijk om op te merken dat dit gebrek aan inzicht van Johannes (omdat God dit inzicht nog niet ten volle geopenbaard had) niets afdeed aan Johannes’ verantwoordelijkheden en werk als een apostel en een profeet.

Het moet herhaald worden dat Johannes dit aan de Kerk schrijft, zoals hij eerder in dit vers verklaarde: ‘Mijn Kinderkens (de Kerk onder zijn hoede), ik schrijf u deze dingen opdat gij niet zondigt. En mocht een van u toch zondigen, weet dan dat wij een pleitbezorger (hetzelfde woord als ‘trooster’ in Johannes 14:16, wat ook ‘bemiddelaar’ betekent) hebben bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige’ (I Johannes 2:1) Johannes heeft het hier over zonden en hoe wij deze uit ons leven weg moeten doen, door middel van onze bemiddelaar Jezus Christus, in zijn rol als ons Pascha (Offer).

Als we een paar verzen terug gaan, dan wordt wat Johannes over de opkomst van de Antichrist schrijft nog veel duidelijker.

‘En dit is de boodschap die wij van Hem (Jezus Christus) gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is.’ (I Johannes 1:5) Hij zegt dat er GEEN duisternis in God is. God leeft (verblijft) niet in (bij) duisternis. Johannes benadrukt dat God niet leeft (verblijft) in (bij) zonde.

‘Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap (een relatie, vriendschap, fellowship) met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet;’ (I Johannes 1:6) Johannes begint hier uit te leggen dat je je van zonden moet bekeren en dat zij vergeven moeten worden, want als je je niet van je zonden bekeert, dan wandel je in duisternis (leven en verblijven in het duister) en niet in God. Weigeren om je te bekeren (meestal gapaard gaand aan zelfrechtvaardiging) is weigeren om Christus te aanvaarden als jouw Pascha Lam (offer) omdat je niet die zaken toepast (doet, leeft) in je leven die noodzakelijk zijn om van je zonden gereinigd te worden – het aanvaarden van en het deel hebben aan Christus als ons Pascha (Offer). Zo iemand heeft geen ware relatie met God, en Hij zal dergelijke mensen disfellowshippen omdat zij Zijn Zoon in hun leven weigeren. God kan niet ‘in’ zonden, duisternis, leugens (leugenaars) leven (noch dicht daarbij vertoeven). Hij kan niet leven (verblijven) in iemand die weigert zich te bekeren (van ongehoorzaamheid, van zonden tegen Zijn waarheid) en Christus te aanvaarden als zijn/haar Pascha (Offer). Dit betekent namelijk automatisch dat zo iemand verkozen heeft om in zonden en niet ‘in’ God te leven.

‘Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap (relaties, vriendschap) met elkaar (een ware relatie met God, Christus en de Kerk), en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon (ons Pascha Lam – Offer), reinigt ons van alle zonden. (I Johannes 1:7) Iemand die zich actief bekeert van zonden (die bekering in de praktijk brengt en leeft) is in staat om in het licht te blijven wandelen omdat zij naar Christus opkijken (Hem aanvaarden) als hun Pascha (Offer) omdat zij begrijpen dat zij zonden hebben waar zij zich voortdurend van moeten bekeren.

‘Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet.’ (I Johannes 1:8) ‘Maar als wij onze zonden erkennen (ze toegeven en ons ervan bekeren), dan is Hij zo getrouw en rechtvaardig, om ons onze zonden te vergeven, en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (I Johannes 1:9) Deze hele context, die een aanhef is tot het naar voren brengen van de kwestie van de Antichrist, staat in het teken van het naar waarheid leven ten aanzien van ons Pascha (Offer). Het gaat erover of je gereinigd wordt van zonden teneinde in het licht te kunnen wandelen; wat inhoud dat je in God, in Christus en in de waarheid leeft, verblijft, doorgaat.

Het Doel van het Pascha
Dé reden waarom Jezus Christus geleden heeft, Zijn bloed op de aarde uitstortte en vervolgens stierf, is om bekering en de vergeving van zonden mogelijk te maken. Maar velen zijn er niet in geslaagd om verder te gaan van het absolute basisbegrip (inzicht) naar het algehele grotere doel waarom God ons het vermogen heeft gegeven om van onze zonden vergeven te kunnen worden door middel van ons Pascha (Offer) – het grotere doel waarom Christus Zijn leven gaf op de manier waarop Hij dit deed. Het doel is dat God en Christus voortdurend in ons zouden kunnen ‘inwonen’ wanneer wij eenmaal bevrucht zijn met een geest die verwekt is door God. Vanaf dat moment, is het onontbeerlijk dat, dat nieuwe verwekte leven de voortdurende inwoning en toestroom van Gods geest in zich ontvangt. Dit heeft veel gelijkenis met de navelstreng die een voortdurend toestroom van levensbloed naar de foetus leidt. Als die bloedtoevoer ophoudt, dan sterft de foetus.

Een geestelijke verwekking is gelijkaardig, in zoverre dat de voortdurende stroom van Gods geest noodzakelijk is voor de geestelijke voeding, groei en een voortdurende relatie met God (een ware relatie, vriendschap). Zonder dat is het onmogelijk om ‘in’ de waarheid te ‘blijven’. De mogelijkheid om te groeien en in de waarheid te blijven wordt enkel en alleen bewerkstelligd door de ‘inwoning’ van God en Christus in de persoon. Maar die inwoning houdt op wanneer er in een mens sprake is van onbekeerde zonde. God kan en wil niet in (bij) duisternis wonen – in (bij) zonde. Daarom moet je je altijd snel van zonden bekeren.

Precies vanwege de materie van dit onderwerp behandelt Christus het doel waarom Hijzelf het Pascha Offer moest vervullen, precies op de Pascha avond, op de exacte dag dat Hij als ons Pascha(offer) zou sterven. Hij openbaarde dat het doel van Zijn dood was om het mogelijk te maken dat God de Vader en Hijzelf zouden kunnen ‘inwonen’ (hetzelfde Griekse woord wordt ook correct vertaald in het Nederlands als ‘verblijven, vertoeven, blijven bij’) in degenen die geroepen en verwekt zijn.

‘Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder (Grieks – ‘los van mij’, in context betekent dit afgescheiden van Christus – gedisfellowshipped van) Mij kunt u niets doen.’ (Johannes 15:4-5)

Eerder in deze serie werd het volgende gezegd: ‘De enige reden waarom iemand gedisfellowshipped wordt van God, uit Zijn aanwezigheid en van Zijn Familie, is als er sprake is van zonde waarvan men zich niet bekeert, waardoor aan het licht komt dat men zijn ‘eigen ideeën’ boven datgene wat God geopenbaard heeft als Zijn enige ware manier van leven (de weg) ‘verheven’ (opgericht) heeft.’ Iemand die zich niet wil bekeren, heeft bewust de keuze gemaakt om niet te leven in (naar) sommige van de waarheden die God aan Zijn Kerk gegeven heeft (bijv. de 57 Waarheden). Die keuze, om sommige waarheden te verwerpen, is de keuze om in zonde te leven; en daar God niet in zonden kan leven (verblijven), zijn zij afgesneden van Hem.

Tegen Christus Werken
Christus spilde Zijn bloed op de aarde en stierf, zodat mensen van hun zonden vergeven zouden kunnen worden indien zij zich oprecht bekeren. `Dit had op zich een groter doel, namelijk dat God en Jezus Christus zouden kunnen ‘inwonen’ in diegenen die verwekte kinderen van God geworden waren. Dit zou niet mogelijk zijn indien de zonde in een persoon zou blijven – indien zij niet van zonde gereinigd zouden zijn. Daarom is een persoon die ervoor kiest om niet te gehoorzamen aan Gods waarheden en geboden die Hij aan Zijn Kerk geopenbaard heeft, in zonde en zal deze ook in zonden (duisternis) ‘blijven’ als hij of zij zich niet bekeert. Die actie van het door blijven gaan in ongehoorzaamheid (als men niet tot bekering wilt komen) werkt tegen de ultieme reden waarom Christus voor ons stierf als het Pascha (Offer) in; namelijk zodat Hij en Zijn Vader in ons zouden kunnen ‘inwonen’ teneinde ons te transformeren en een relatie met ons te kunnen hebben. Zij die in zonde blijven (doorgaan, leven) worden daarom dus verwijderd uit het Lichaam van Christus, en worden gedisfellowshipped. In plaats van dat hun leven weerspiegelt dat Christus en God in hen leeft, weerspiegelen zij dat zij werkelijk tegen Christus (en Zijn doel als ons Pascha Offer) in werken. En dus worden zij Antichrist.

‘En wie Zijn (Gods) geboden in acht neemt, blijft (woont) in Hem en Hij in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft (woont), namelijk door de Geest, Die Hij ons gegeven heeft. (I Joh. 3:24) Zij die ‘in’ God ‘wonen’ geloven en gehoorzamen Zijn wegen, en hun levens weerspiegelen dat zij zich bekeren van zonden en dat zij veranderd – getransformeerd worden als gevolg van Christus en God die in hen wonen, omdat zij in volledige eenheid (overeenstemming) met de Kerk leven en spreken.

Johannes openbaart iets wat uiterst ontnuchterend zou moeten zijn, voor eenieder die geroepen en verwekt is door God, en die ‘tegen’ het doel van Christus als ons Pascha (Offer) in begint te werken. Zoals Johannes aan ons uitlegt in II Johannes 1:7: zij die tegen Christus in werken laten niet langer toe dat Christus ‘in hun komt’ (in hen woont, verblijft) ‘in’ hun leven.

‘Want er zijn vele verleiders (misleiders) naar de wereld zijn uitgegaan, die niet belijden (openbaren, weerspiegelen), dat Jezus Christus in het vlees (dit heeft niets te maken met het feit dat Hij fysiek als mens in het leven kwam) komt (de vertalingen uit het Grieks moeten hier als ’komt’ gelezen worden – niet als gekomen is – omdat het hier om een onvoltooid tegenwoordige tijd OTT gaat die ons toont dat Christus heden ‘in ons komt’ en ‘in ons blijft komen’). Deze is de verleider en de antichrist.’ (II Joh. 1:7)

Dit gaat niet over mensen in de wereld, maar over mensen in de Kerk die de ‘inwoning’ van God en Christus in zichzelf ontvangen hadden en deze ‘voortdurend in zichzelf’ bleven ontvangen (in hun vleselijke lichaam). Maar mettertijd zijn er die ophouden met zich te bekeren van zonden, en daardoor houdt het proces waarbij Christus ‘voortdurend in hen komt’ ook op. Wanneer dit begint voort te komen, dan begint een dergelijk persoon een leugen te leven, omdat zij toch voort blijven doen en doen alsof zij ‘in eenheid’ met God en Zij Kerk zijn – dat zij eensgezind zijn. Maar het tegendeel is waar, nl dat zij als misleiders beginnen te leven

Johannes zei dat zo iemand die een misleider wordt iemand is die niet belijdt (weerspiegelt, getuigd) dat Jezus Christus ‘in hun leven komt’. Maar dat is geen goede Nederlandse vertaling. Het betekent gewoonweg dat hun leven niet langer weerspiegelt (openbaart) dat Christus in hen woont, omdat hun leven niet langer weerspiegelt dat de waarheid in hen leeft (woont).

Het woord wat in dit vers uit het Grieks als ‘belijden’ vertaald wordt, is in het Grieks veel onthullender. Het is een samenstelling van twee woorden. Het eerste woord betekent ‘met’ en wordt ook wel vertaald als ‘samen’, maar wordt best vertaald als ‘samen met’. Het tweede deel van deze samenstelling, is het Griekse woord ‘logos’. Johannes zegt hier dus letterlijk dat vele misleiders de Kerk verlaten hebben en terug tot de wereld gekeerd zijn, omdat zij niet langer ‘samen met het woord (logos)’ van Christus zijn dat in hun leven komt. Zij zijn niet langer in overeenstemming met het woord van Christus, wat anders in hun zou leven. Zij zijn antichrist geworden. Hun keuzes en acties ‘verloochenen’ Christus ‘inwoning’ in hen (verhinderen de ‘inwoning’ van Christus in hen).

Het is belangrijk voor nieuwe lezers (en vooral voor zij die tot de verstrooiing behoren die plaatsvond na de Apostase) om te weten dat alleen iemand die deel uitgemakt heeft van de ware Kerk, Antichrist kan worden. Deze term die door Johannes gebruikt wordt gaat nadrukkelijk niet over iemand in de wereld. Johannes omschrijft deze mensen dan ook als ‘vele misleiders die naar de wereld zijn uitgegaan’. God riep hen ‘uit de wereld’ en in Zijn Kerk. Maar in plaats van getrouw te blijven aan de waarheid die aan hen werd overgeleverd van in het begin, kozen zij voor een andere weg die tegen de waarheid en tegen Christus gekant was (eraan tegengesteld was). Zij verkozen om de waarheid te verlaten (uit te gaan) en ‘in de geest’ gingen zij ervan weg om andere ideeën en geloofsovertuigingen aan te hangen. Het zou nuttig zij om op dit punt aangekomen een vers te herhalen wat we eerder reeds aan bod lieten komen, om er in context van het daaropvolgend vers nog meer aan toe te voegen.

‘Kinderkens (dit is de manier waarop Johannes refereert naar zij die ‘in’ de Kerk zijn), het is de laatste ure, en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist zal komen, zo zijn er nu vele antichristen gekomen; waaruit wij weten dat het de laatste ure is. Zij zijn van ons uitgegaan (gingen weg), maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons (zij zouden in een ware relatie met ons gebleven zijn, in overeenstemming/eenheid met de waarheid) en gebleven (d.i. hetzelfde Griekse woord wat als verblijven, wonen, blijven vertaald wordt) zijn. Maar zij gingen uit, omdat openbaar zou worden (aan het licht zou komen) dat zij niet allen uit ons zijn.’ I Joh. 2:18-19)

Het is ook belangrijk om het samengestelde woord voor Antichrist even nader te beschouwen, waarbij ‘anti’ ‘tegen’ betekent of ‘tegenstander’, en in het Grieks wordt dit gebruikt om in context nog meer betekenis mee te geven wanneer het gebruikt wordt in samenstelling met het woord ‘Christ’. In het Grieks heeft het woord ‘anti’ een veel ruimere betekenis dan allen maar ‘tegenstander’ of tegen gekant’ betekent. Het wordt namelijk vaak gebruikt om in contrast weer te geven wat eigenlijk deze tegenkanting veroorzaakt. Het wordt vaak gebruikt om vergelding of vervanging aan te tonen, wat in feite betekent ‘iets anders verzinnen dan’ of ‘iets in plaats stellen van’ Christus.

Antichrist worden betekent dus niet dat iemand ‘gelooft’ dat hij of zij tegen Christus is. Intgendeel, men gelooft dat men nog steeds Christus volgt, maar dan wel op ‘hun eigen denkwijze’ (aan de hand van hun eigen ideeën, persoonlijke geloofsovertuiging of een geloof wat zij van anderen hebben ‘aangenomen’). Zij hebben iets anders verzonnen (iets anders aangenomen) en hebben dit als vervanging genomen en zijn dit eerder gaan geloven dan de waarheid die God hen in de Kerk door Jezus Christus gegeven had. Zij beginnen een anti-waarheid te geloven – een ‘andere (vervangende) waarheid’, die helemaal niet de waarheid is en in werkelijkheid tegen de waarheid is.

(Deze artikelenreeks is gaandeweg uitgegroeid, en God heeft nog meer geopenbaard wat aan de Kerk gegeven dient te worden. Er zullen nog minstens twee delen volgen in deze reeks.)