Ronald Weinland

Ordinaties en de Kerk – Deel 1

Ik werd voor het eerst in Gods ministry in de wereldwijde Kerk van God geordineerd op het Pascha van 1981. Nu, na meer dan 32 jaar Christus in Zijn ministry gediend te hebben, heeft God mij laten zien dat er altijd meer te leren is over het doel van de manier waarop Hij ordinaties in Zijn Kerk gebruikt en structureert.

In dit artikel is er noch plaats noch tijd om alles wat God mij getoond en geleerd heeft betreffende de rol van de ministry en wat we daaruit kunnen leren te bespreken. Deze reeks artikels zal erop gericht zijn om een paar van die lessen aan bod te laten komen, en wat we kunnen leren uit het ‘unieke’ van de ordinaties die in Gods Kerk hebben plaatsgevonden sinds Gods laatste Getuigenis begon in 2008.

In het begin van 2007 was de bestaande organisatiestructuur in de Kerk in staat om alle noden van de Kerk en het ‘werk’ wat God ons te doen had gegeven aan te kunnen, en dit doordat Gods Kerk zo klein was. Maar naarmate dat jaar vorderde, begon het ‘werk’ dat voor ons lag enorm snel te groeien. Dit leidde er op zijn beurt toe dat we begonnen met veranderingen aan te brengen in onze structuur. We hadden toen werkelijk nog geen enkel idee van alles wat God nog voor ons in petto had met die ‘grotere structuur’, en de belangrijke krachtige rol die dit zou spelen in de metamorfose (de schepping, het kneden en het vormen) van Zijn Kerk.

Terwijl we een gedeelte van dit herstructureringsproces en de voortgang ervan bespreken, zullen we gaandeweg ook een aantal lessen en waarheden betreffende ordinaties behandelen. Van alles wat we in deze serie artikels zullen behandelen, is de meest belangrijke les die we kunnen leren en moeten onthouden over ordinaties, dat ordinaties Gods Kerk ‘beproeven en testen’. We weten nu, nadat we dit recent in een aantal artikels besproken hebben, dat Gods Kerk door een zeer unieke periode van beproeving, testen, zuivering en versterking heen is gegaan. Ordinaties in de Kerk hebben hier een grote rol in gespeeld.

Het is Gods Kerk
Het is een feit dat ordinaties soms het beste in mensen naar boven kunnen brengen (in diegenen die zich volledig overgeven aan Gods geest die ‘in’ hen is en hen ‘leidt’), maar ordinaties kunnen evenzeer het slechtste in de mens naar boven brengen (in diegenen die zich niet overgeven aan Gods geest, maar wel aan hun eigen egoïstische menselijke geest).

Zij die zich overgeven aan Gods geest zullen op een geestelijke manier (een goddelijke manier) reageren op een ordinatie. Dit kan zowel gaan over degene die geordineerd wordt als zij die hiermee om moeten gaan (er getuige van zijn). Dit kan en zal mensen beproeven in hun ware geestelijke ontwikkeling.

Een waarlijk geestelijke reactie op een ordinatie zal er in de eerste plaats een zijn van nederigheid en soberheid van geest. Men zal er zich van bewust zijn dat een ordinatie gevaarlijk kan zijn, omdat dit hoogmoed en eigendunk kan veroorzaken, omdat dit nu eenmaal normale menselijke reacties zijn. Niet alleen zal men ontnuchterd zijn door het gevaar van de natuurlijke menselijke reactie hierop, maar men zal ook ontnuchterd zijn door het besef van de grotere verantwoordelijkheid voor God en Zijn grotere verwachting van ons. De soberheid en de voorzichtigheid die men ter harte zal nemen en die zich uit in ons voorbeeld en onze taal (de woorden die uit onze mond komen), zullen in ons toenemen in belangrijkheid en in ons gedrag en onze omzichtigheid. Temidden van deze soberheid is er ook ‘vreugde’, omdat men zich bewust wordt van de grotere mogelijkheid om te groeien en God en Zijn mensen te dienen.

Een ware geestelijke reactie van zij die getuige zijn van een ordinatie van een ander, zal er ook een van nederigheid zijn, wanneer men erkent dat dit van God is en vervolgens verlangt om hier achter te staan, te helpen en zich te verheugen in de ordinatie. Een geestelijke reactie zal er een zijn van te vechten tegen alle menselijke reacties die in ons boven ‘zullen’ komen, en hiervoor op onze hoede te zijn. Een juiste reactie en beslissing (keuze) zal ook zijn om volledig gewillig te zijn om zich te ‘onderwerpen’ aan gelijk welke regeringsstructuur die nu in je leven een rol gaat spelen in relatie tot degene die geordineerd is.

Eenieder die een juiste geestelijke reactie heeft of wil hebben tegenover een ordinatie, is er in de eerste plaats van overtuigd dat dit ‘Gods Kerk is’! Men zal inzien (begrijpen) dat God de volledige controle heeft over Zijn regering in Zijn Kerk. Ieder lid van het lichaam van Christus dat betrokken is bij een ordinatie in Gods Kerk, wordtaltijd beproefd en getest wanneer zoiets plaatsvindt.

Dan zijn er degenen die zich niet onderwerpen aan Gods geest en die volledig menselijke reageren op een ordinatie. Degene die geordineerd wordt kan reageren met een zekere ‘verwachting’ alsof dit aan hem/haar verschuldigd was, en hij/zij eindelijk erkend wordt of dit verdiend heeft. Zo’n reactie is er een van hoogmoed en trots en met een gretig verlangen om boven anderen ‘verheven’ te worden – om ‘boven’ anderen te staan en ‘erkend’ te worden als iemand die gezag heeft. Zo’n geest is er vaak een die zich veeleer verheugt in het ‘gediend worden’, dan in het dienen van anderen al was het maar door een goed voorbeeld te stellen (iets wat van grote waarde is voor Gods mensen, indien dit goed gedaan wordt). Het is ook belangrijk dat we begrijpen dat iemand in nederigheid van geest en met een oprechte geestelijke houding op zijn eigen ordinatie kan reageren, maar na verloop van tijd kan ‘veranderen’ door zich niet langer aan Gods geest te onderwerpen, doordat zij geestelijk verzaken (door zonde en/of doordat zij geestelijk lauw worden) en zich overgeven aan zelfzuchtigheid en hoogmoed. Het voorbeeld van Saul (de eerste koning van Israël) geeft dit goed weer. Eenieder die zo doet, verlangt ernaar om erkend en geacht te worden door anderen.

Zij die getuige zijn van (het waarnemen of er rechtstreeks door geaffecteerd worden) een ordinatie en hier menselijk (vleselijk) op reageren, geven uiting aan een aantal uiteenlopende reacties. Het kan er een van jaloezie of afgunst zijn; indien dat het geval is dan kan het zijn dat men meent dat er een vergissing gemaakt is (dat God er niet bij betrokken is) en/of dat men zelf geordineerd had moeten worden. Vaak gaat dit soort van menselijke (vleselijke) reactie gepaard met een persoonlijke ‘oordeel’ over de geordineerde persoon. Men heeft voor zichzelf uitgemaakt dat de kwalificaties van de geordineerde persoon tekort schieten. Dit soort van ‘oordeel’ neemt dingen uit iemands verleden in ogenschouw met onvergevende ogen die blind zijn ten aanzien van de geestelijke groei die de persoon in kwestie effectief heeft doorgemaakt.

Andere menselijke (vleselijke) reacties kunnen zaken als verbitterdheid, kwaadheid, wrok, depressie, een steeds harder wordend oordeel, ontrouw, arrogantie en nog andere geestelijk verzwakkende houdingen met zich brengen. Zulk gedrag beperkt zich niet slechts tot degene die geordineerd werd, maar keert zich vaak tegen de algehele regering (het algehele gezag) in de Kerk. Dit soort van verkeerde reactie is geestelijk van aard, en is tegen God gekeerd omdat men niet ‘ziet’ dat God Zijn Kerk volledig onder controle heeft, wat Zijn doel ook moge zijn.

Gods Doel
Teneinde Gods doel met ordinaties beter te begrijpen, is het belangrijk om een deel van de geschiedenis van Gods Kerk te leren kennen en zodoende de lessen en het onderwijs die hieruit geleerd kunnen worden ons eigen te maken.

Paulus (de apostel voor de heidenen / de niet-Joden) schreef dat er een structuur in Gods Kerk was waardoor God werkte om Zijn volk te leiden, te onderwijzen, te begeleiden en te vormen. In zijn geschriften wordt de basisstructuur geopenbaard waar God mee werkt ‘door middel van apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraren’ (Efeze 4:11). Tijdens de voorbije decennia hebben de uiteenlopende verantwoordelijkheden binnen de ministry verschillende benamingen gehad, terwijl andere posities dezelfde benaming behielden. In de structuur van de Kerk waren er posities als elder (ouderling), als local-elder, prekende-elder en nu ook associate-elders en senior-elders. De functies als apostel, profeet en evangelist zijn door de eeuwen heen grotendeels hetzelfde gebleven. Over de functie van een apostel is altijd begrepen dat zij rechtstreeks onder Jezus Christus dienen om het voornaamste leiderschap in de Kerk op aarde uit te voeren.

Toen de Kerk in 31 na Christus voor het eerst begon gaf God 12 apostelen om Zijn Kerk te dienen en te grondvesten. Deze apostelen werden voornamelijk naar Juda uitgezonden, maar ook in mindere mate naar sommige van de verstrooide stammen van Israël (Jacobus 1:1). Petrus was het hoofd ofte de hoofdapostel van de 12 apostelen voor Juda. Johannes staat bekend als de laatste van de vroege apostelen, die door God ook als profeet voor Zijn Kerk werd aangesteld. Van in het begin van de Kerk zijn er maar twee geweest die zowel als apostel als profeet bekend stonden.

Toen God de Filadelfia era oprichtte, de era die de Kerk zou leiden tot aan de uiteindelijke eindtijd, richtte Hij ook Herbert W. Armstrong op als enige apostel die Zijn Kerk doorheen die gehele periode zou leiden. Toen Mr. Armstrong in januari van 1986 stierf eindigde het Filadelfia tijdperk en begon het Laodicea tijdperk. Joseph Tkach sr. werd toen erkend als degene die aangesteld was (dat hij met autoriteit in de tempel van God ging ‘zitten’ – II Thess. 2:4) om het leiderschap van de Wereldwijde Kerk van God voort te zetten. Hoewel hij niet als een apostel beschouwd werd was hij wel een geordineerd minister in Gods Kerk.

Er valt veel te leren uit deze geschiedenis van de overgang van Gods actieve regering in Zijn Kerk van Herbert W. Armstrong naar Joseph Tkach sr., die uiteindelijk de profetische rol van de ‘mens der wetteloosheid’ en de ‘zoon des verderfs’ voor de eindtijd vervulde. Denk eraan, het gaat hier om Gods Kerk. God had de macht om te verhinderen dat Joseph Tkach sr. die positie van leiderschap zou gaan bekleden, maar de almachtige God in Zijn macht plaatste hem daar om een deel van ‘Zijn doel’ te vervullen in ‘Zijn Kerk’ tijdens Laodicea.

Alle ordinaties in Gods Kerk staan volledig onder Gods controle en verlopen volgens Zijn plan. Sommige zijn ter ere en sommige te schande, maar God staat ten allen tijde aan het hoofd van ‘Zijn’ Kerk. God kan altijd wanneer Hij de tijd rijp acht openbaren wat Zijn doel is. Niemand kan zich eraan wagen om God en Zijn doel dat Hij in Zijn Kerk uitwerkt te oordelen.

Het dient hier ook gezegd dat velen in Gods Kerk ‘beproefd en getest’ werden vanaf het moment dat Joseph Tkach sr. in zijn positie aangesteld werd aan het begin van het Laodicea tijdperk. Die overgang bracht de waarheid aan het licht over sommigen die zich oftewel nooit echt onderworpen hadden (zich nooit in de geest onderworpen hadden) aan Gods regering, oftewel begonnen te geloven dat hun ‘eigen manier’ beter was. Aan het begin van Laodicea toen Jospeh Tkach sr. de Kerk begon te leiden onder Jezus Christus, werd verwacht dat iedereen in Gods Kerk deze verandering naar een nieuw leiderschap loyaal zou ondersteunen. Het was Gods Kerk en zodoende een kwestie van volledig onderworpenheid aan Gods regering.

God werkte door middel van Joseph Tkach sr. om een begin te maken met het geven van een meer evenwichtig inzicht aan Zijn Kerk betreffende een aantal basisgegevens (regels) voor het leven. Zij die zich overgaven aan dit proces ‘leerden’ wat God toen gaf, en dit opende de deur voor God om nog meer te geven waarop gebouwd kon worden zodat geestelijke groei mogelijk werd. Daarentegen veroorzaakte het verwerpen van deze correctie en veranderingen stilstand (en dus achteruitgang) die de potentiële groei van velen in de kiem smoorde. Velen raakten ‘bevroren in de tijd’ en bleven God uitsluitend ‘fysiek’ dienen in plaats van Hem te dienen op een immer geestelijk groeiende manier. Hoe dan ook, er volgde geen grote geestelijke groei, omdat deze periode ook gepaard ging met een snel groeiende geest van apathie en lauwheid die van hoogmoed vervuld was.

Een zo’n voorbeeld van verandering die ons een hoog gehalte van ‘fysieke’ en niet ‘geestelijke’ interpretatie openbaart, betreft het vieren van verjaardagen. Tijdens Filadelfia was het vieren van verjaardagen praktisch verboden, omdat het als een kwaad en zelfs zonde en beschouwd werd om deel te hebben aan zulke praktijken. Moeders en Vaders waren hierdoor erg ongebalanceerd, omdat zij geen ‘speciale aandacht besteedden’ (communiceerden of erkenden) aan de gedenkdag van de geboorte van hun eigen kinderen. Terwijl het absoluut gezond is voor kinderen om te weten dat hun toevoeging aan de familie grote vreugde en diepe betekenis heeft en gepaard gaat met dankbaarheid. Natuurlijk komt hier ook een juiste mate van evenwichtigheid bij kijken, want iemand in Gods Kerk zal nooit deelnemen in grote feestelijkheden waarbij grote aantallen cadeautjes worden verwacht, die kunnen uitlopen op een dronkemansgelag wat in de wereld zo vaak gebeurt. Anderzijds is er niets mis met een schriftelijke of mondelinge erkenning door ouders, of misschien een speciale maaltijd, een toast of een versierde taart…en zelfs het geven van een cadeautje is op geen enkele manier verkeerd. Maar tijdens Filadelfia was de Kerk hierin niet gebalanceerd.

Als gevolg van de erkenning tijdens Filadelfia dat Christus helemaal niet in December geboren werd en dat de viering van Zijn geboorte van heidense oorsprong was, en dat God nooit gebood om de geboorte van Zijn Zoon te vieren…werden alle vormen van het vieren van verjaardagen als fout bestempeld. Omdat de Kerk, toen zij uit Sardis kwam en waarheid geopenbaard kreeg, zo vurig was om aan God te gehoorzamen (wat altijd eerst begint op fysiek vlak) was er tijd nodig om geestelijke balans te ontwikkelen. Tegen het einde van Filadelfia, waren er nog verscheidene aspecten in de Kerk waarin de kwestie van balans (evenwichtigheid) nog niet aan bod gekomen was; zaken waar men geestelijk nog in kon groeien tot waarlijk geestelijk inzicht.

Velen van hen die nog steeds in verschillende organisaties verstrooid zijn en ook sommigen die al deel geworden zijn van dit overblijfsel, worstelen nog steeds met gebalanceerdheid inzake het vieren van verjaardagen en/of zijn er nog steeds van overtuigd dat dit fout is. Al deze mensen zijn er zich niet van bewust en zien niet in dat zij in zekere mate de werkelijke geboortedag van Christus in acht nemen en zelfs vieren. Dit heeft uiteraard niets te maken met de valse Kerstmis viering. Maar het heeft alles te maken met de geboorte van Christus in Elohim, op de dag van het beweegoffer. Deze verjaardag valt tijdens het ‘Feest’ van Ongezuurde Broden en wordt nog extra in het licht gezet door het begin van de aftelling naar Pinksteren (vijftig tellen), wat een voorafspiegeling is van het Koninkrijk van God dat over de aarde zal regeren wanneer Christus wederkeert als Koning der koningen.

Sommige van de door God geïnspireerde veranderingen die zouden worden doorgevoerd in de eerste jaren van het leiderschap van Jospeh Tkach sr., werden door sommigen niet aanvaard; hierdoor werden zij getest in hun getrouwheid aan Gods regering. De ware houding van velen in de Kerk kwam aan het licht door hun ontrouw, verwaandheid, hard (hardvochtig) oordeel, eigengereidheid en hoogmoed. Sommigen neigden meer naar ‘rechts’ naar een ultra-conservatieve (niet geestelijk) aanpak van Gods waarheid, en besloten op ‘fysiek niveau’ dat Joseph Tkach sr. niet gekwalificeerd was om Gods Kerk te kunnen leiden; en zij gingen weg om hun eigen organisatie op te richten. Het eigenbeeld van die organisatie was dat zij fysiek getrouw zouden blijven aan Filadelfia, eerder dan Laodiceaans te worden zoals alle anderen dit waren volgens hen. Zij konden niet ‘zien’ dat zij doordat zij veronderstelden dat zij getrouw bleven aan een era (tijdperk) van Gods Kerk, zij effectief ontrouw werden aan God zelf.

Deze grote groepering was de tweede groep die zich afscheidde van de Wereldwijde Kerk van God, en sleurde enkele duizenden mensen met zich mee. De eerste groep was de ‘International Church of God’ die zich vormde onder de leiding van Garner Ted Armstrong, nog tijdens het leven van Herbert W. Armstrong. In beide gevallen scheidden deze mensen zichzelf van Gods ware Kerk af doordat zij zo arrogant geworden waren dat zij dachten dat zij Gods Kerk opnieuw konden opstarten of met zich mee konden nemen.

Niemand in de laatste era Laodicea had de keuze om zichzelf van de organisatie waarin God Zijn leiding geplaatst had af te scheiden, totdat Hij duidelijk maakte dat Hij daar niet langer in werkte. God maakte dit duidelijk ten tijde van de Apostase, toen het Eerste Zegel van Openbaring door Christus geopend werd.

Deze geschiedenis van hoe God tijdens de laatste twee era (tijdperken) van de Kerk, in Zijn Kerk gewerkt heeft, is onontbeerlijk om meer te begrijpen over hoe Hij in het overblijfsel van Zijn Kerk gewerkt heeft door middel van de ordinaties die snel in omvang toenamen nadat Zijn laatste getuigenis in 2008 begon.

(Deel 2 van deze serie zal volgende week verschijnen.)