Ronald Weinland

WARE RELATIES EN VRIENDSCHAP – deel 5

Het Derde Gebod – ‘Gij zult de naam van de HERE, uw God, niet ijdel gebruiken (misbruiken).’ (Exodus 20:7) Dit gebod wordt door de meeste mensen die beweren dat zij hieraan gehoorzamen erg oppervlakkig toegepast.Het overgrote deel van het Joodse geloof en van het traditionele Christendom interpreteren dit gebod dusdanig, dat zij het enkel toepassen op het misbruik van de ‘namen’ van God (en Christus) op een vloekende manier.

Dit gebod wordt door de meeste mensen die beweren dat zij hieraan gehoorzamen erg oppervlakkig toegepast.Het overgrote deel van het Joodse geloof en van het traditionele Christendom interpreteren dit gebod dusdanig, dat zij het enkel toepassen op het misbruik van de ‘namen’ van God (en Christus) op een vloekende manier. Wanneer men in woede vloekt of wanneer je vuile (laag bij de grondse) taal gebruikt en daarin een deel van een naam van God gebruikt. Dit gebod wordt vaak slechts gezien in de beperkte context van het misbruiken van Gods na(a)m(en) op een lasterrijke of ontheiligende manier. Sommigen zullen ook eufemismen die betrekking hebben op de namen van God en Christus tot dit soort van misbruik rekenen; zoals in de uitdrukking ‘jeetje’ (wat een afgeleide is van Jezus naam), ‘gossie’ en ‘goh’ (afgeleid van God).

Inderdaad, niemand zou zulke woorden moeten gebruiken, die de namen van God en/of Christus misbruiken, vernederen of degraderen. Dat is slechts de meest elementaire manier om aan dit derde gebod te gehoorzamen. Het gaat echter veel dieper dan dit; de betekenis van dit gebod is veel diepgaander qua betekenis, doel en toepassing (hoe je het behoort te leven).

Sinds enkele jaren nu, heeft Gods Kerk het inzicht gekregen, dat de geest van deze wet te maken heeft met hoe ieder individueel lid van het lichaam van Christus zijn of haar leven leidt, daar iedereen individueel Gods naam draagt in zijn of haar leven. Wanneer je in Gods kerk gedoopt wordt, wordt je door Gods geest verwekt tot een embryo in Elohim, en wacht je vervolgens op je effectieve geboorte in Elohim. Iedereen die door Gods geest verwekt is, is vanaf dat moment drager van de voortdurende inwoning van God en Christus in zich door middel van de kracht van Gods geest die in hen leeft, en die niet afgesneden wordt (van dat leven) als gevolg van zonden waar men zich niet van bekeert. Inderdaad, eenieder moet de naam en de inwoning van God in hun leven dragen. En wanneer je zondigt, dan is dat het ‘ijdel’ gebruiken (misbruiken) van Gods naam, als lid van de Kerk van God en het Lichaam van Christus.

Maar er is nog meer wat we over dit gebod moeten leren. Als we een dieper inzicht in dit gebod willen krijgen, dan moeten we een aantal woorden nader bekijken en hun toepassing en definitie in de verzen van de Bijbel analyseren.

Wanneer er staat ‘Gij zult niet…gebruiken’ dan is het woord dat hier in het Nederlands als ‘gebruiken’ vertaald wordt veel betekenisvoller in het Hebreeuws. Het betekent letterlijk ‘opnemen’ in de vele betekenissen van dit woord, en wordt vaak in het Nederlands vertaald als ‘dragen, uitvoeren en opnemen’ Er is een vers in Exodus dat ons helpt om de betekenis van dit derde gebod beter te begrijpen. De vertaling van ditzelfde Hebreeuwse woord wordt daar gebruikt (vertaald) als ‘opnemen’.

‘Gij zult geen vals gerucht opnemen (spreken, verklaren of uiten); en stelt uw hand niet bij (sla de handen niet in mekaar met) de goddeloze, door een valse getuigenis te zijn (af te leggen).’ (Exodus 23:1)

Dit brengt ons terug bij het principe van geen geestelijke afgoderij te plegen door iets ‘op te nemen’ (op te richten) in onze woorden (of handelingen) wat niet waar is – wat vals is. Dit vers gaat specifiek over ons spreken (de woorden die uit onze mond komen) en slaat ook geestelijk op onze handelingen. Onze woorden (taal, ons spreken) en acties (handelingen) zouden altijd rechtvaardig (waarheidsgetrouw) moeten zijn, vooral wanneer wij over Gods waarheid spreken. Ij zouden altijd in overeenstemming (eenheid) met God moeten leven, in woord en daad. Dit geldt ook voor het derde gebod, en wat daarmee werkelijk bedoeld wordt.

Het woord ‘naam’ in dit derde gebod (‘Gij zult de naam van de Heere…’) draagt in het Hebreeuws ook de betekenis (idee, gedachte) in zich van eer, karakter, autoriteit, vermaardheid (faam) in de beschrijving van degene die vernoemd wordt. Wanneer het over God gaat, dan is dit zeer gelijkend aan het gebruik van een Grieks woord (wat als ‘deugden’ vertaald wordt) dat gebruikt wordt om te beschrijven hoe iemand in Gods Kerk behoort te leven (zich behoort te gedragen).

‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een volk dat Zijn bijzondere eigendom werd; opdat gij zoudt verkondigen (in woord en daad) de deugden (Grieks: – deugdelijkheid, karakter, morele uitmuntendheid) Desgenen (van God), Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht;’ (I Petrus 2:9)

Als je in woord en daad anders leeft dan dit, dan breek je het derde gebod, en ‘gebruik’ (oprichten, opnemen, dragen) je een andere manier (woord, daad) dan degene die wij moeten hooghouden en dragen in ons leven, als leden (relaties, vriendschappen) samengevoegd in Gods naam – de Kerk van God.

Het woord ‘ijdel’ in dit derde gebod, is ook veel interessanter in het Hebreeuws, omdat het in die taal zoveel meer inhoud heeft dan in de Nederlandse vertaling. Dit woord is afgeleid van een Hebreeuws woord dat ‘verwoesting, woestenij, vernietiging en troosteloos’ betekent. Dit specifieke Hebreeuwse woord wat afgeleid is van woorden die te maken hebben met vernietigende handelingen, wordt hier gebruikt in de betekenis van ‘iets verwoesten’, als een ‘verwoestend kwaad’. In geestelijk verband heeft het de betekenis van een onderliggende valse en verwoestende motivatie, die het ene onderuit haalt teneinde er iets anders voor in de plaats te stellen (op te richten). Het wordt gebruikt in context met zaken of individuen. Een uitstekend voorbeeld van het juiste gebruik van dit woord hebben we reeds geciteerd, toen we het woord ‘gebruiken’ in dit gebod nader bekeken. Dat vers wat we reeds citeerden houdt een uitvergroting van dit derde gebod in zich, en helpt ons door de deur voor ons te openen naar een geestelijk begrip van (inzicht in) dit gebod.

‘Gij zult geen vals (Hebr. – ijdel, in de zin van vernietigend of afbrekend) gerucht (iets wat gesproken, verklaard, uitgedrukt of zelfs geleefd wordt) opnemen (Hebr. – nemen, dragen,uitvoeren, oprichten); en stelt uw hand niet bij (sluit je niet aan bij, heb geen relatie met) de goddeloze, door een valse (tegen Gods wegen in) getuigenis te zijn (door de handelingen die je in je leven stelt, die een getuigenis zijn van hoe je je leven werkelijk leeft).’ (Exodus 23:1)

Dus ons wordt geboden om de naam (het karakter, de identiteit, de reputatie noch de waarheid, het woord en de manier/weg die God omschrijft) van de Heere onze God niet ijdel (op een valse manier, een verwoestende manier die tegen de waarheid in gaat) te gebruiken (te dragen, uit te voeren, op te richten).

Zij die ervoor kiezen (verkiezen) om ongehoorzaam te zijn aan God, door actief een relatie aan te gaan (te onderhouden) met mensen die gedisfellowshippped zijn, dragen een valse boodschap (een gesproken of ongesproken boodschap die duidelijk naar voren komt uit daden die in tegenstrijd zijn met wat waarheid is) die zij verkozen hebben boven alles ‘op te richten’. Die boodschap verkondigt dat zij voor zichzelf kunnen beslissen met wie zij al dan niet mogen fellowshippen (een relatie hebben), en niemand…zelfs God niet…zal hun iets anders kunnen vertellen. Zij gebruiken (oprichten, dragen, verheffen) Gods naam (Zijn weg, reputatie, waarheid, woord, karakter) ijdel (op een valse en verwoestende manier tegen de waarheid, waarbij zij afbreuk doen aan wat rechtvaardig is betreffende de manier waarop relaties waarlijk geleefd moeten worden.

Het Vierde Gebod
‘Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt (geheiligd – apart gezet voor heilig gebruik en doel); zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag (waarbij de Zondag de eerste dag van de week is) is de sabbat van de HERE (Jahweh), uw God (Elohim); dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de HERE (Jahweh) de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de HERE de sabbatdag en heiligde die (zette haar apart voor heilig gebruik en doel).’

Zoals het geval is met alle geboden, worden zij door de meesten die beweren ze te gehoorzamen (‘belijden’) uitsluitend fysiek geïnterpreteerd. Zij begrijpen de ware geestelijke betekenis ervan niet, noch hun doel noch de intentie. God duidde één specifieke dag aan, die geheiligd moest worden door diegenen die haar zouden (onder)houden (waarnemen); want zij moeten ervoor kiezen om deze dag toe te weiden aan het heilige gebruik en apart te zetten voor het heilige doel dat God hiertoe geboden heeft. De zevende dag is een wekelijkse Sabbat waarover God verkondigt dat zijj een eeuwige inzetting is die de mensheid in alle eeuwigheid moet houden. Gods stelde haar aan als een teken (Exodus 31:13-17) tussen Hemzelf en Zijn volk (mensen)(als een identificerend teken voor fysiek Israek en nu geestelijk Israël – de Kerk). Het is een voortdurende herinnering aan Gods eigen volk (mensen) dat Hij de Almachtige Schepper God is, die alles schiep. Het is een dag die geëerd moet worden als een dag die anders is dan alle andere dagen, omdat zijn apart gezet is als de dag waarop God, Zijn plan en Zijn doel vereerd moeten te worden.

Een onderdeel van die wekelijkse verering en herinnering is dat je al je dagelijkse activiteiten en werkzaamheden, waar je normaal op de overige zes dagen van de week mee bezig bent, staakt. Dit houdt o.a. in: je werk (of je nu zelfstandige bent of in loondienst werkt) je andere persoonlijke werkzaamheden zoals wassen, schoonmaken, tuinieren, klussen etc, kortom al die bezigheden die je op andere dagen van de week kan doen. Het is soms moeilijk voor de (fysieke, vleselijke) menselijke geest om de meest eenvoudige principes te begrijpen die te maken hebben met het correct houden (waarnemen) van de Sabbat, omdat ons denken eerst en vooral fysiek gericht is. Daarom heerst er ook vaak verwarring over hoe je je precies aan de fysieke aspecten van deze wet moet houden, zoals o.a. handelingen in verband met het bereiden van eten wat je dagelijks nodig hebt. God verbied ons niet om werk te doen dat te maken heeft met koken, afwassen en alle andere aspecten van dergelijke dagelijkse behoeften. Evenmin verbied Hij werk wat te maken heeft met persoonlijke en algemene hygiëne en verzorging.

Alles wat de werklast op de Sabbat kan verlichten, behoor je zoveel mogelijk voor de Sabbat te doen, zoals uitgebriede maaltijden koken, inkopen doen en alle andere taken die meer tijd en werk vergen dan normaal. Daarom ook wordt Vrijdag (de zesde dag van de week) zo vaak bestempeld als de ‘voorbereidingsdag’. Dat is de dag bij uitstek waarop je moet werken om alle taken die meer arbeidsintensief dan normaal zijn (zoals bij de bereiding van sommige maaltijden het geval is), en die je op voorhand kan doen uit te voeren; voor de Sabbat.

Dit zijn punten van groei waar sommigen jarenlang mee worstelen (ongebalanceerd in zijn) terwijl zij geleid, gevormd en onderwezen worden hoe zij een betere balans, meer gezond verstand en een beter begrip kunnen krijgen in het aanpakken van de praktische kant van deze zaken in hun leven. Het is nuttig om regelmatig ons gedrag op de Sabbat onder de loep te nemen, en te kijken of er geen aspecten zijn waarin wij laks geworden zijn (wat niet zo zou mogen zijn!).

Maar nogmaals, dit alles is slechts zeer elementair, zeer basisch, precies zoals het begrip wat de meeste mensen van de andere geboden hebben is. Deze elementaire aspecten zijn noodzakelijk voor een goed inzicht in hoe je de Sabbat moet houden, maar zij zijn grotendeels fysiek van aard, en behandelen hoofdzakelijk fysieke zaken van wat je ‘al dan niet’ op de Sabbat hoort te doen. Deze zaken moeten zeker behandeld en bestudeerd worden en je eigen gemaakt worden, teneinde de Sabbat correct in te vullen. Maar het ware doel en de geest van de Sabbat zijn veel groter en belangrijker dan die fysieke aspecten, omdat deze ons leiden tot het hart en de kern van dit gebod – nl. de ware geestelijke noodzaak voor en doel met de Sabbat.

De vier eerste geboden zijn op de meest krachtige wijze met elkaar verbonden. Zij openbaren hoe wij kunnen groeien in onze relatie met God (en Zijn Zoon, Jezus Christus), met het verlangen om ertoe te komen om Hem met heel ons hart, met heel ons leven en met heel onze geest lief te hebben – en dat God werkelijk op de eerste plaats komt te staan in ons leven! God openbaart dat Hij onze Familie is – Elohim. Hij roept ons tot (om deel uit te gaan maken van) Zijn Familie, opdat wij daarin samengevoegd kunnen worden – in een ware relatie (vriendschap) met elkaar.

Gods Sabbatten (de wekelijkse en de jaarlijkse) zijn ‘tijdstippen’ die God apart gezet (gereserveerd) heeft, waarop Hij ons roept om met Hem samen te komen, zodat Hij die relatie met ons verder kan uitbouwen terwijl Hij met ons werkt en ons leidt tot die verandering (transformatie) in Elohim. Op Zijn Sabbatten, stort Hij meer van Zijn kracht (Zijn geest) uit om ons te onderwijzen, te leiden, te corrigeren, te inspireren en Zijn weg aan ons te communiceren. Het is de tijd die Hij apart gezet heeft om een meer rechtstreekse relatie met ons te hebben, door Zijn woord wat Hij op die tijdstippen aan ons geeft. Op het tijdstip van Zijn Sabbatten communiceert Hij veel intensiever met ons (inspireert Hij Zijn woord aan ons, werkt Hij aan de relatie met ons) dan op andere tijdstippen; en daar bovenop schenkt Hij ons ook de toegevoegde zegening van een geestelijke relatie met alle anderen die Hij geroepen heeft (tenminste in die locaties waar hij meerdere mensen samen geroepen heeft, en die fysiek in staat zijn om met elkaar samen te komen).

Nu we toch dit specifieke gebod behandelen is het nuttig (en zeker ook voor nieuwere mensen – leden) om een aantal interessante dingen naar voren te brengen die God in Leviticus over Zijn Sabbatten gezegd heeft. God heeft grote nadruk gelegd op het feit dat Hij de specifieke wekelijkse en jaarlijkse tijdstippen heeft bepaald en vastgelegd, waarop Zijn volk (mensen) Hem moeten ontmoeten (voor Zijn aangezicht moeten vergaderen). Terwijl deze verzen aangehaald worden, zullen we de correcte betekenis van een aantal woorden die fout vertaald zijn uit het Hebreeuws tussen haakjes () weergeven.

Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: De feesttijden (Hebr. – ‘gezette tijden’ – hier staat niet hat hebreeuwse woord voor ‘feest’) des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige (geheiligd – apart gezet voor heilig gebruik en doel) samenkomsten (oproep tot vergaderen), zijn Mijn feesttijden (Hebr. – ‘gezette tijden. Zes dagen mag er werk verricht worden, maar op de zevende dag is het Sabbat, een dag van volledige rust, een heilige samenkomst. Geen enkel werk zult gij doen. Het is in al uw woongebieden een sabbat voor de HEERE (Yahweh). Dit zijn de feestdagen (Hebr. – ‘gezette tijden’) van de HEERE, de heilige samenkomsten, die gij op hun gezette tijd moet uitroepen. De veertiende dag van de eerste maand, tegen hat vallen van de avond (wanneer de nieuwe dag, de 14de, begint – bij het vallen van de avond – vlak na de zonsondergang van de 13de), is het Pascha van de HEERE. En op de vijftiende dag van diezelfde maand (na zonsondergang over de 14de, waarop volgend de nieuwe dag, de 15de, begint) is het Feest (hier wordt wel hat Hebreeuwse woord voor ‘feest’ gebruikt) van de ongezuurde broden voor de HEERE (Yahweh). Zeven dagen lang zult gij ongezuurde broden eten. (Leviticus 23:2-6)

Deze verzen vervolgen met een volledige opsomming van de jaarlijkse Sabbatten die God gebied, en vermelden ook de Wekelijkse Sabbat waar we het eerder over hadden. Dit zijn Gods ‘gezette tijden’ die wij moeten houden (waarnemen) op die specifiek bepaalde tijdstippen die Hij bepaald heeft, en die Hij apart gezet heeft (heilige samenkomsten) voor heilig gebruik en doel.

De wekelijkse Sabbat is een soort van herinnering (herdenking) aan Gods doel met het scheppen van Elohim (eeuwigdurend geestelijk leven in Gods Familie) door middel van menselijke wezens die verwekt kunnen worden et Gods geest. Op het moment dat je verwekt wordt door Gods geest, begin je aan een stadium dat je zou kunnen omschrijven als die van een ‘geestelijk embryo’ – verwekt en vervolgens opgroeiend in de Kerk, maar nog niet in Elohim geboren, en dus nog niet volledig geestelijk qua denken en samenstelling. De jaarlijkse Sabbatten geven een uitgebreidere toelichting van de specifieke stadia van ontwikkeling tijdens de gehele periode van het 7100jarige plan van God, waardoor de mensheid potentieel deel van Elohim kan worden.

Deze eerste vier geboden schetsen ons een machtig beeld van Gods grote verlangen (Zijn wil), ontwerp, plan en doel voor Zijn schepping, waartoe Hij een ‘ware relatie’ wil hebben met allen die door hem geroepen zijn om deel uit te gaan maken van Zijn God Familie. Een beter inzicht in deze geboden, geeft ons ook een beter beeld van de vreselijke lelijkheid van de geest, de houding en de handelingen die leiden tot gedisfellowshipped worden van God, Zijn Familie en Zijn nabijheid (aanwezigheid). Binnen Gods engelenfamilie geraakten Satan en de demonen door hun zonden afgescheiden van God. En ditzelfde gebeurde ook met de eerste twee mensen, Adam en Eva. Wanneer jou een ware en betekenisvolle relatie in alle eeuwigheid met de Almachtige Uit-Zichzelf-Bestaand God wordt aangeboden, en jij ‘keert je af’ van Gods aanbod om deel te worden van Zijn Familie en van Zijn liefde die hij heeft voor iedereen die Hij roept…dan is dat werkelijk iets verschrikkelijk lelijks om te doen.

De enige reden waarom iemand gedisfellowshipped wordt van God, uit Zijn aanwezigheid en van Zijn Familie, is als er sprake is van zonde waarvan men zich niet bekeert, waardoor aan het licht komt dat men zijn ‘eigen ideeën’ boven datgene wat God geopenbaard heeft als Zijn enige ware manier van leven (de weg) ‘verheven’ (opgericht) heeft. God draagt Zijn mensen duidelijk op om geen relatie (geestelijk) te hebben met mensen die gedisfellowshipped zijn. Soms gebeurt het dat mensen die gedisfellowshipped worden familie (rechtstreeks of aangetrouwd) van kerkleden zijn. Dit kan misverstanden en verwarring geven over hoe Gods instructies moeten toegepast worden in verband met zulke mensen die afgescheiden werden van de relatie (omgang) met Gods Kerk. Zulke specifieke omstandigheden zullen in het volgende artikel aan bod komen.

Dus, wanneer iemand ervoor kiest (verkiest) om toch een relatie aan te houden met mensen die gedisfellowshipped zijn, dan heeft zo iemand gezondigd tegen God en Zijn instructies hierover. Wanneer zo iemand die deze zonde begaan heeft (en zich hiervan niet bekeert) vervolgens op de Sabbat in de relatie (omgang) met de Kerk komt om ‘zogenaamd’ de relatie ‘in’ de Kerk voort te zetten, op een manier waarvan hij/zij zelf geoordeeld heeft dat dit OK is…dan brengt zo iemand zijn/haar zonde in Gods Tempel, en werkt zodoende aan het bezoedelen (verontreinigen, ontheiligen) van de Tempel en de ware relaties die in de Kerk bestaan.

We hebben het verhaal in I Korintiers over de man die volgens Paulus gedisfellowshipped moest worden reeds eerder aan bod laten komen. Maar het zou nuttig zijn om nog meer van de context aan bod te laten komen, van wat Paulus eigenlijk in heel Korintie aan de kaak stelde. Paulus nam hiermee namelijk een aanloop tot het geven van instructies en correctie aangaande het houden (vieren) van het feest van Ongezuurde broden en het Pascha.

Ter voorbereiding op het Pascha, gaf hij hun de volgende instructies: ‘De beker van de zegening die wij zegenen (de wijn die wij op het Pascha drinken), is die niet een gemeenschap (Grieks – relatie, samen delen in een relatie met) het bloed van Christus? En het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap (grieks – relatie met, samen delen in) het lichaam van Christus? Want hoewel wij velen zijn, toch vormen wij één brood (en worden ongezuurd in Christus, gereinigd van alle zonden), en één lichaam (het Lichaam van Christus – de Kerk) want wij hebben immers allen deel aan (Grieks – deelgenoten) dat ene brood (het woord – het ongezuurde brood des levens dat tot ons komt van God door Jezus Christus)’ (I Korintiers 10:16-17) En Paulus voegde hier nog aan toe: ‘Gij kunt niet uit de beker des Heeren, en uit de beker van de demonen drinken. Gij kunt niet deel hebben aan de tafel des Heeren en aan de tafel van de demonen.’ (I Korintiers 10:21)

Het is basiskennis om te weten dat de voornaamste tijd in ons leven waarin wij in staat zijn om geestelijk gevoed te kunnen worden aan de ‘tafel des Heeren’ en wanneer God ons het geestelijk voedsel geeft wat wij kunnen eten en drinken, op de Sabbat is. Hetis ook basiskennis om te begrijpen dat niemand kan menen geestelijk (in een ware geestelijke relatie met God, met Gods inwoning in hen) te kunnen leven als zij ervoor kiezen om ook gevoed te worden van de tafel der demonen (de wegen die tegengesteld zijn aan Gods wegen). De twee kunnen niet samen gaan, omdat zij volledig tegenovergesteld aan elkaar zijn. En toch is de menselijke geest in staat om zichzelf te misleiden, en te geloven dat zij beide zaken kan hebben. God openbaart echter door middel van disfellowshipment, dat zonde niet in de Kerk gebracht mag worden, omdat zij zich verspreid en nog anderen verontreinigt (bezoedeld, ontheiligd) die tot Zijn Familie geroepen zijn.

‘Uw roemen is niet goed. Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem (zonde) het gehele deeg zuur maakt? Zuiver dan het oude zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn, gelijk gij ongezuurd zijt (precies zoals zij het fysieke zuurdesem – gist – weggedaan hebben voor het Feest van Ongezuurde Broden). Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus (om ons te verlossen van onze zonden). Laten wij derhalve feest (het Feest van ongezuurde Broden) vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.’ (I Korintiers 5:6-8)

Zonde kan zich heel snel verspreiden in je leven én in de Kerk. En binnen de context van onze relaties in de Kerk, in de Tempel van God, maakt Paulus het glashelder duidelijk voor ons, dat je geen enkele andere weg (zonde) kan mengen met Gods manier van leven; of het nu individueel in je persoonlijke relatie met God is…of gezamenlijk binnen de Tempel van God – de Kerk.

‘Vormt geen ongelijk span met ongelovigen (zij het in de Kerk met diegenen die zonde binnen brengen, of persoonlijk in ons leven in de manier waarop we ons in de wereld gedragen – leven) , want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel (in hoe je je leven leidt) heeft een gelovige samen met een ongelovige (iemand die Gods weg afwijst)? Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Daarom gaat weg uit hun midden (pas je manier van leven aan), en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine (houd j ever van zonde in jouw leven, en meng geen enkele andere weg met Gods ene ware manier van leven). En Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Here, de Almachtige.’ (I Korintiers 6:14-18)

Zodus, als iemand voor zichzelf besluit om toch met anderen die gedisfellowshipped zijn een relatie te onderhouden, en vervolgens die tartende, ongehoorzame en hoogmoedige geest pronkend en pralend op de Sabbat binnen de Kerk van God brengt (denkende dat hij/zij gerechtvaardigd is in wat hij/zij doet), dan werken zij actief aan de verwoesting van wat God aan het bouwen is. Het is inderdaad een afschuwelijke zonde, als je probeert om zonden in de Tempel van God te brengen – in Gods Kerk.

‘Weet gij dan niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand dan de tempel Gods schendt (probeert te vernietigen/verwoesten), dan zal God hem te gronde richten (verwijderen uit elke relatie met de Kerk, watt mettertijd indien men zich daarvan niet bekeert tot de dood toe zal leiden), want de tempel van God is heilig (apart gezet vooe heilig gebruik en doel), en deze tempel zijt gij.’ (I Korintiers 3:16-17)

(Deel drie volgt 6 volgt volgende week.)