Ronald Weinland

WARE VRIENDSCHAP EN RELATIES – DEEL 13

Niet Geroepen , Maar Geheiligd: In het vorige deel, hebben we gezien dat ‘geheiligd zijn’ niet betekent dat een ongelovige partner of kind automatisch een roeping van God ontvangt omdat zij ‘geheiligd’ zijn. Er is een ‘heiliging’ die je in staat stelt om op een ‘fysiek niveau’ in Gods ‘nabijheid’ te komen, en er is ook een ‘heiliging’ die een ‘roeping’ vereist teneinde op een geestelijk niveau een relatie met God te kunnen beginnen.

Dit hebben we behandeld en specifiek zo verwoord om het ‘proces’ waardoor God binnen Zijn Kerk gewerkt heeft te helpen verduidelijken, en om ook te verduidelijken hoe sommige aspecten van ditzelfde proces ook in de toekomst zullen werken. E nu we verder gaan met dit onderwerp …is het goed om nog even in de verf te zetten dat God aan niemand de verwekking door Zijn geest verschuldigd is. Hoewel het zeker Gods wil en Zijn verlangen is dat allen Zijn gunst zouden ‘aannemen’ om de middelen te mogen ontvangen om deel van Zijn Familie te worden, toch is de werkelijkheid dat zulke gedachten ons terugbrengen tot hetgeen wat zo’n resultaat bepaalt… en dat is en blijft een persoonlijke keuze van eenieder individueel, om dit al dan niet dit aan te nemen wanneer het aangeboden wordt.

Dus wanneer we de omstandigheden beschouwen in een familie waar slecht een van de partners door God getrokken en geroepen is, dan kunnen we veel leren over het proces waardoor God werkt met zij die op die manier de mogelijkheid hebben om met de Kerk in contact te komen. Een gedeelte van wat nu aan bod komt zou niet zo duidelijk begrepen kunnen worden als dit geopenbaard was tijdens een van de zeven era’s van de Kerk. Maar God geeft dit juist nu, omdat we ons in de overgangsperiode bevinden tussen de verzegeling van de 144.000 en hun opstanding tot geestelijk leven in Elohim bij de wederkomst van Christus. Hierdoor zijn wij nu beter in staat om terug te kijken naar wat God tot op dit punt gecreëerd heeft betreffende de God Familie. En we kunnen nu vooral een perfectere kijk krijgen op hoe Hij binnen de Kerk gewerkt heeft gedurende de voorbije (bijna) 2.000 jaar, en waarom Hij dit gedaan heeft op die manier waarop Hij dit gedaan heeft. Wij krijgen die dingen nu omdat zekere aspecten van ditzelfde proces ook tijdens het Millennium werkzaam zullen zijn.

Voordat we dit nader onderzoeken, is het belangrijk dat we ons eerst richten op de ‘reactie’ van de Kerk op deze materie van de ‘heiliging’ van een ongelovige partner. Doordat we voorheen een bepaald geloof hadden over zo’n ‘heiliging’, dachten we dat zo’n persoon (een ‘geheiligde’ ongelovige partner) op gelijk welk tijdstip de keuze had tot een roeping …maar wij waren verkeerd. Dat hebben zij niet! Dit soort van denken heeft invloed gehad op de houding, oordeel en ‘verwachtingen’ die naar zulke personen toe uitgeoefend werden (hoe zij behandeld en aanvaard werden). Het idee dat een ongelovige partner of kind door deze ‘heiliging’ het vermogen heeft om de waarheid op geestelijk niveau te kunnen ‘zien’ als zij of hij er eenvoudigweg voor zou kiezen om te luisteren of te lezen is niet waar, noch is zulk oordeel (tegen) over hen juist of rechtvaardig.

Voordat we deze zaak van de ‘heiliging’ van een ongelovige partner behandelden, gaf ik een categorisatie aan in drie specifieke groepen voor zij die ‘niet geroepen zijn’ (1a, b & c). Nu introduceren we een vierde groep die we categoriseren als 1d. Deze groep is samengesteld uit zij die ‘geheiligd zijn, en die niet tegen God gekant zijn’. Alle vier de groepen zijn onderscheiden en verschillend, en elke groep moet goed begrepen worden en aanzien worden voor wat zij zijn, wanneer het er op aan komt om rechtvaardig oordeel te vellen.

Binnen deze vierde groep mensen is het uiterst belangrijk om het onderscheid te maken tussen ‘zij die tegen God gekant zijn’ en ‘zij die geheiligd zijn en wie niet tegen God gekant zijn’. De reden hiervoor is dat we goed moeten begrijpen dat eenieder die zich in een positie bevind van ‘gekantheid tegen God’, nooit ‘geheiligd’ kan zijn, en in die toestand dan ook nooit in Gods nabijheid kan komen. Dit betekent dus dat wanneer maar één partner in een huwelijksrelatie geroepen is en in Gods gedoopt is, de andere ongelovige partner en ook eventuele kinderen enkel en alleen ‘geheiligd’ kunnen zijn als zij niet tegen God gekant zijn.

Bovendien geld evenzeer, dat wanneer een ongelovige partner en/of kind die ‘geheiligd’ zijn zich op enig moment in de tijd tegen God keren…zij niet langer ‘geheiligd’ en ‘gezuiverd’ zijn zodat zij in Gods nabijheid binnen de Kerk kunnen komen. Het is belangrijk om hier te benadrukken dat zij dan vervallen tot de categorie van ‘zij die niet geroepen zijn’ door God en ‘die tegen God gekant zijn’ (1c). Het is belangrijk dat we goed begrijpen dat zulke mensen dan duidelijk beschouwd en geoordeeld moeten worden als ‘zij die tegen God gekant zijn’, een groep mensen die we reeds eerder aan bod kwam en die we duidelijk gecategoriseerd hebben.
Wat tot nu toe aan bod gekomen is betreffende alle vier de groepen (1a, b, c & d) zou ons een veel groter inzicht moeten geven in het onderscheiden en oordelen van alle categorieën van mensen die ‘niet door God geroepen zijn’.

Werkelijk, het is ontzagwekkend om te begrijpen wat God ons nu verteld over zij die ‘heiliging’ kunnen ontvangen teneinde in Zijn nabijheid te kunnen komen. Aan de hand van Hebreeën 9:13-14 wat we in het voorgaande artikel reeds bespraken, toont God ons nu dus dat de ‘heiliging’ (het in Gods nabijheid zijn op fysiek vlak) die een partner of kind reinigt…niet tot stand komt door ‘het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld’…maar wel door de inwoning van het leven van God en Christus dat ‘in’ de gelovige partner, die daardoor geheiligd is om op geestelijk niveau in Gods nabijheid te komen.

De Invloed van Heiliging
Het is opportuun om nu ook een uitspraak te doen over kinderen van twee gelovige ouders (verwekt door God door middel van het offer van Christus). Zij zijn ook ‘geheiligd’ op precies dezelfde manier als kinderen waarvan slechts één ouder ‘in’ Gods Kerk is. En dit betekent dan dat ook aan hen geen roeping verschuldigd is, maar dat God dit wel aan hen kan aanbieden indien zulks Zijn wil is.

Inderdaad, een ‘geheiligde’ partner en ‘geheiligde’ kinderen zijn gereinigd teneinde hen in staat te stellen om op fysiek vlak in Gods nabijheid te kunnen komen; en dit is in veel opzichten gelijk aan wat ook aan oud Israel gegeven was…maar dan met het potentieel op veel grotere zegeningen. Zulke mensen kunnen de Sabbatdiensten bijwonen (de wekelijkse en jaarlijkse…maar nooit het Pascha), en ook alle andere activiteiten/vergaderingen waarvoor de Kerkleden samenkomen. Zij zijn altijd welkom…als zij ‘geheiligd’ zijn.

Gods doel in het trainen, vormen en transformeren van een gelovige partner, kan bepalende factoren bevatten betreffende ‘wanneer’ een ongelovige partner geroepen zou kunnen worden. Zulke zaken zijn volledig afhankelijk van Gods persoonlijke roeping en de timing daarvan en het doel daarmee. Bovendien kan ook de houding van een ‘geheiligde’ partner en/of kind en hun reactie op God aan de hand van datgene wat zij qua fysieke kennis kunnen zien (net zoals de Israëlieten), van invloed zijn op Gods reactie en Zijn genade (in de vorm van een roeping) die Hij kan verkiezen om aan hun aan te reiken.

Dat is de reden waarom Paulus verder ging met uit te leggen hoe belangrijk het ‘voorbeeld’ is dat een geroepen partner geeft, door getrouw Gods weg te volgen. Dat voorbeeld en die liefde (agape – een ware gevende en opofferende liefde) die zij (de geroepen partner) tegenover anderen leren te leven, samen met het voorbeeld van de andere mensen ‘in’ de Kerk (die ditzelfde zouden moeten doen en leven), kan een grote invloed hebben op de reactie van de ongelovige (maar ‘geheiligde’) partner op God en de Kerk. Evenwel, de ‘roeping’ is altijd afhankelijk van Gods wil en doel. In sommige gevallen kan Hij besluiten om iemand wel te roepen op een bepaald moment, en in andere gevallen om iemand niet te roepen. Maar het ‘voorbeeld’ van een gelovige partner en van de Kerk in haar geheel zou altijd een juist voorbeeld moeten zijn, ook al heeft zulks op dat moment geen invloed op het leven van een geliefde (partner en/of kind). Het is en blijft altijd een kwestie van Gods roeping, en wat Zijn doel voor eenieder individueel is, ook wat de timing betreft…wanneer het het beste tijdstip is om iemand verlossing/redding (een roeping) te geven.

“Want hoe kunt gij weten, vrouw, dat gij uw man zult redden (wat we hierboven zonet uitgelegd hebben over het voorbeeld dat je geeft en de mogelijke invloed dat dit kan hebben)? Of hoe kunt gij weten, man, dat gij uw vrouw zult redden?” (I Korintiërs 7:16)

Iedere gedoopte ouder verlangt dat zijn kind (of kinderen) zullen aannemen wat God hen aanbiedt qua kennis en waarheid (op fysiek vlak) over hoe je het leven moet leven; met de hoop dat zij op een dag ervoor zullen kiezen om naar deze kennis te leven. Er zijn veel te veel factoren om hier aan bod te kunnen laten komen en verder uit te spitten, die een grote invloed (impact) hebben op het vermogen van een kind om op de waarheid te reageren; waarheid die hen ter beschikking gesteld wordt door middel van ‘heiliging’. Wat zij kunnen leren is beperkt tot het fysieke, behalve wanneer God een dieper geestelijk inzicht in sommige zaken verleent (vanwege Zijn doel in hun leven). Daarom wordt een breed scala aan mogelijke reacties van kinderen op de waarheid o.a. bepaald door: Gods doel, de leeftijd van een kind op het moment dat de ouder(s) geroepen word(t)en, de invloed van vrienden, de houding van een ongelovige partner (indien van toepassing) tegenover de Kerk en hun eventuele reactie op de Kerk, primaire erfelijke en aangeleerde eigenschappen, het voorbeeld van de ouder(s) en de Kerk in zijn geheel, etc…

Hoewel de ‘heiliging’ van oud Israel evenals de ‘heiliging van een partner of kind(eren) als doel heeft om een mogelijkheid tot op fysiek vlak in Gods nabijheid te komen…toch is er ook een groot verschil tussen de twee. Dat verschil ligt hem in het niveau (de diepte) van de kennis die God geschonken heeft aan diegenen die Hij tot Zichzelf, Zijn Zoon en de Kerk ‘geheiligd’ heeft. Niet alleen kan er een veel grotere kennis op fysiek vlak geleerd worden, maar ook veel meer inzicht. Dit is het gevolg van God progressieve openbaring van Zichzelf en Zijn doel aan de mensheid, sinds de dagen van oud Israel. Gewoon al het simpele feit dat er zoveel meer Bijbelgeschiedenis achter ons ligt, en ook al de Bijbelboeken die sindsdien toegevoegd zijn, vooral die in het Nieuwe Testament, heeft het potentieel op veel meer kennis in inzicht enorm vergroot.

Deze enorme rijkdom aan kennis en inzicht (begrip) die binnen het kader van de Kerk gegeven zijn, is ongelooflijk machtig omdat de Kerk ook de ‘waarheid’ over deze zaken bezit, terwijl de wereld dit ontbeert. Het zijn hoofdzakelijk de kinderen die ‘geheiligd’ zijn die de mogelijkheid bezitten om op fysiek vlak in deze waarheid gevormd te worden. Hoe jonger een kind is wanneer het dit alles kan beginnen te ervaren, en hoe langer het hieraan blootgesteld wordt in een positieve en waarheidsgetrouwe omgeving, hoe groter de kans zal zijn dat een kind wanneer het eenmaal een meer volwassen leeftijd bereikt heeft de juiste beslissing zal maken. Maar dit betekent geenszins dat dit een garantie biedt op zo’n keuze. Dit alles overstijgt verre datgene wat de Israëlieten hadden.

Het is ook nuttig om op dit punt gekomen te vermelden dat God duidelijk gemaakt heeft dat Hij de laatste jaren een groter vermogen tot dieper inzicht en beter begrip op geestelijk vlak aan kinderen heeft gegeven, dan in het verleden. Dit heeft alles te maken met het voordeel wat nu aan velen gegeven wordt, vanwege het feit dat zij de gelegenheid zullen hebben om tot de eerste generatie die in het Millennium zal voortleven te behoren.

Het zou ons ook duidelijk moeten zijn dat de combinatie van een langere en meer positieve ervaring, samen met een gewillige positieve respons van kinderen, veel te maken heeft met hoe God hen zal aanvaarden (teneinde hen een roeping aan te bieden) wanneer zij eenmaal volwassen genoeg zijn om zelf voor Gods manier van leven te kiezen. Het is Gods wil om in families te werken, en om hen (vooral de kinderen) gunst (genade) te verlenen als zij op een goede manier reageren op God en Zijn Kerk, en als de ouder die geroepen is voortdurend getrouw aan God is.

De 144.000
Nu we een aantal verschillende aspecten van ‘heiliging’ besproken hebben, is het noodzakelijk dat we terug in de tijd gaan kijken teneinde beter te kunnen bevatten en een dieper inzicht te krijgen in Gods doel met diegenen die Hij vanaf het begin in de Kerkomgeving geroepen heeft. Eerst en vooral heeft Hij diegenen geroepen die Hij gekozen heeft om onderwezen, getraind, gevormd en getransformeerd te worden in de schepping van de 144.000 die in Zijn Familie opgewekt zullen worden. Zij zullen het precieze getal (aantal) van geestelijke wezens vervolledigen, die Gods Regering zullen vormen en met Christus zullen dienen bij Zijn wederkomst.

Maar niet allen die geroepen zijn om een geestelijke relatie met God te hebben en om met Zijn heilige geest bevrucht te worden gedurende de voorbije bijna 2000 jaar, Zijn tot dat specifieke doel geroepen (om in de 144.000 te zijn). Momenteel zit het grootste bewijs hiertoe vervat in de recente geschiedenis van de Kerk. Uit de vele tienduizenden die gedurende Filadelfia en Laodicea ‘geroepen’ werden, was het Gods bedoeling dat er slechts een uiterst klein overblijfsel geestelijk wakker gemaakt zou worden na de Apostase. En vervolgens zou er uit dat kleine overblijfsel dat wakker gemaakt was, slechts een fractie verzegeld worden die het zeer kleine overblijvende aantal mensen zou vormen dat het totaal van de 144.000 zou vervolledigen.

Ongelooflijk genoeg is het altijd Gods bedoeling geweest dat het overgrote deel (63.000) van de mensen die geroepen werden tijdens Filadelfia en Laodicea, en die nog in leven zijn tegen het einde van dit tijdperk (vlak voor Christus’ effectieve wederkomst), geestelijk wakker gemaakt zouden worden uit de slaap die volgde op de Apostase. Het doel hiervan is dat zij deel zouden uitmaken van het begin van de fundamenten van de Kerk aan het begin van het Millennium (Openb. 11:13).

God legde ook van tevoren vast dat er 7000 mensen (tien procent van een totaal van 70.000) niet in dat nieuwe tijdperk zouden voortleven, maar dat zij zouden sterven om later tijdens de laatste 100 jaar opgewekt te worden. Vele daarvan behoorden tot de ministry, de leiding en invloedrijke figuren van deze twee era’s. De reden hiervoor is dat voor velen van hen een grotere mate van toerekeningsvatbaarheid gold, voor de daden die zij stelden vlak voor en na de Apostase. Deze mensen wordt niet toegestaan om meteen een beter ‘beloofd land’ (het Millennium) binnen te gaan; maar zij zullen moeten wachten tot de Grote Witte Troon om dit te mogen ervaren.

Dit alles maakt ons duidelijk dat 70.000 van de bij benadering 96.000 doopleden ten tijde van de Apostase nooit geroepen werden met als doel deel uit te maken van de 144.000. Voor het overgrote deel was het doel van hun roeping om deel uit te gaan maken van zij die (fysiek) voort zouden leven in het tijdperk van Christus’ heerschappij, teneinde de fundamenten te vormen van de Millennium Kerk te dien tijde. Maar, een deel van hen onderging beproevingen en testen (voornamelijk vlak voor en na de Apostase) om hun reactie (hun individuele vrije keuzes) aan het licht te brengen, teneinde te kunnen bepalen of zij zouden behoren tot de ‘verkorenen’ die voorbereid zouden worden om tot de ‘eerste vruchten’ te behoren.

Deze groep van 63.000, vormt het geheel van mensen die passen binnen de categorie die we eerder aanduidden als ‘zij die geroepen zijn’ (2c). Dit zijn zij ‘die verstrooid raakten na de Apostase, maar nooit formeel gedisfellowshipped werden uit Gods ware Kerk. Zij zijn geroepen en ‘verkozen’ om verder te leven in het begin van de millenniale heerschappij van Jezus Christus.

Nu dat we het ‘kleine overblijfsel’ en de 70.000 sinds de tijd van de Apostase beschouwd hebben…blijft de vraag: ‘Wat is er van de anderen (ongeveer 26.000) die vroeger deel uitmaakten van de Wereldwijde Kerk van God? Het antwoord hierop zal volgen nadat we meer inzicht krijgen in wat God ons nu geeft betreffende het ‘hoe en waarom’ van Zijn roeping van vele verschillende mensen tot de Kerk.

Het doel van de eerste fase van Gods plan van redding (verlossing) is altijd geweest om Zijn eerstelingen (eerste vruchten) klaar te maken om in Zijn Koninkrijk samen met Christus te regeren, bij diens wederkomst. Gedurende de eerste 4000 jaar riep en werkte God voornamelijk rechtstreeks en nauwgezet met diegenen die deel zouden uitmaken van de hoofdonderdelen van de structuur en de organisatie van Zijn toekomstige regerende Familie – de 144.000. In de (nu bijna) 2000 jaar die daarop volgden, begon Hij veel grotere aantallen mensen te roepen in Zijn Kerk, teneinde de overblijvende grotere structuur van die regering te vervullen en voor te bereiden – een regering wiens opbouw voltooid zou worden vlak voor Jezus Christus wederkomst als Koning der koningen in die heersende regering. Om dit alles te verwezenlijken, begon God ‘velen’ te trekken en te roepen, waarvan slechts ‘weinigen verkoren’ zouden worden – de ‘weinigen’ die Hij zou ‘selecteren’ om de 144.000 te vervolledigen.

Sinds de tijd dat de Kerk op Pinksteren van 31 AD opgericht (gevestigd) werd), zijn er ‘velen’die geroepen zijn, waarvan slechts ‘weinigen’ deel van de 144.000 werden. Hoewel zij geroepen werden, was het voor de meesten van hen niet de bedoeling dat zij deel zouden worden van dit regerende lichaam. Er zijn veel redenen waarom er ‘velen’ geroepen zijn. De hoofdreden hiervoor was, om een klimaat te scheppen waarin sommige dingen goed en vele dingen slecht zouden zijn, teneinde een ‘selecte groep’ mensen beter te kunnen opleiden, testen en beproeven door middel van echte levenservaringen, die hen zouden vormen en kneden en voorbereiden op Gods regerende (heersende) Koninkrijk.

De geest (het verstand) geraakt niet overtuigd van iets door eenvoudigweg instructies te ontvangen, en vervolgens in kennis te groeien. Kennis van God samen met het vermogen om die te kunnen begrijpen…wordt steviger in de geest gegrift, wanneer men zelf keuzes moet maken en oordeel moet vellen op basis van persoonlijke overtuiging die zich gevormd heeft ten gevolge van moeilijke persoonlijke ervaringen in het leven. Dergelijke persoonlijke ervaringen zijn ontworpen om reacties voort te brengen (zowel goede als slechte reacties – dat is een kwestie van vrije wil), die een persoon definiëren. Het zijn ervaringen die oordeel en reactie vereisen, die niet zomaar genegeerd kunnen worden (alsof zulks zelfs maar tot de keuzemogelijkheden zou kunnen behoren). Wanneer men zich schikt (toegeeft aan) Gods heilige geest, dan zal dit proces van het ‘effectief persoonlijk ervaren’ van de kennis en de waarheid die God gegeven heeft, de overtuiging over Gods weg (manier van leven) versterken, en zullen de daaraan gepaard gaande ‘werken’ inderdaad de geest in ons transformeren.

Geen Vredevolle Omstandigheden/Omgeving
God schiep binnen het kader van de Kerk een grote verscheidenheid aan verschillende omstandigheden die men kan ervaren, waarin Zijn geroepen ‘uitverkorenen’ (zij die tot de 144.000 zullen gaan behoren) getransformeerd kunnen worden en passend gemaakt kunnen worden (gevormd kunnen worden) om in Zijn regerende Familie plaats te kunnen nemen. Dit zou geen omgeving van vrede en rust zijn binnen de omringende wereld, en ook niet binnen de Kerk zelf. Zij die in Gods Kerk zijn krijgen te horen dat zij ware vrede kunnen hebben, maar dat gebeurt door in God en Christus te zijn (te vertoeven), wat alleen maar tot stand kan komen door in eenheid en overeenstemming Met God te leven, door volledig vertrouwen en geloof in Zijn plan en doel die in jou uitgewerkt worden. Het is een ‘geestelijke’ gemoedsrust, die je kan ervaren in een relatie met God, waarbij je in alle vrede kan vertrouwen op Gods werkzaamheid in jou en in de Kerk.

Echter, Christus maakte heel duidelijk dat wij niet geroepen zijn om vrede ‘in de wereld’ te hebben, zoals we reeds eerder lazen in een deel van wat Hij zei, en dat houd ook in dat wij dus geen vrede zullen hebben in veel van de relaties die wij binnen de Kerk hebben (gehad). Het is zo belangrijk dat wij goed begrijpen wat Christus precies zei over een groot aantal van onze relaties…omdat slechts ‘weinigen’ dit deel van het proces wat in hun roeping ‘werkzaam’ geweest is overleefd hebben.

De ‘velen’ zijn bezweken onder de sterke druk van ongebalanceerde, ongezonde, tegenstrijdige en/of ongepaste relaties, die geleid hebben tot het maken van de verkeerde keuzes. Dit op zich is een omgeving binnen en buiten de Kerk waar men getuige van kan zijn en/of die men kan ervaren, die kan helpen bij het bewerkstelligen van een diepere overtuiging en een grondiger transformatie ‘in diegenen die zich overgeven’ aan Gods werk(ing) in hen. Zij die de verkeerde keuzes maken op basis van datgene waarvan zij getuige geweest zijn of van wat zij ervaren hebben (ongeacht waarom zij deze verkeerde keuzes maakten), zullen uiteindelijk niet tot de ‘uitverkorenen’ behoren uit allen die ‘geroepen en uitverkoren’ werden door God om tot Zijn heersende regering te behoren.

‘Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen (niet in overeenstemming zijn vanwege de waarheid – tegenstanders zijn door de waarheid) tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten (familie) zullen zijn vijanden zijn. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig (een relatie met God en Jezus Christus niet waardig zijn); en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig.’ (Matt. 10:34-38)

Verdeeldheid, onenigheid en tegenstand komen altijd aan het licht in hechte relaties en vriendschappen die zich vormen wanneer je eenmaal geroepen bent om Gods waarheid te ontvangen – wanneer je in de Kerk geroepen wordt. Precies op zulke momenten worden de ‘velen’ beproefd en getest betreffende de vraag of zij God op de eerste plaats zullen zetten in hun leven. Dergelijke verdeeldheid, onenigheid en tegenstand komen niet alleen in het begin snel aan het licht in je hechte relaties met je familie (zij die niet geroepen zijn) en je andere hechte relaties/vriendschappen, maar mettertijd zal exact ditzelfde ook ‘velen’ beproeven wanneer het de kop opsteekt in je relaties met mensen in de Kerk zelf. Maar al te vaak hebben mensen niet klaar en duidelijk gesteld aan anderen dat zij ‘pal staan’ wat betreft het op de eerste plaats zetten van God in hun leven. Daarentegen zijn zij vaak misleidend geweest naar andere leden van Gods Kerk toe, door allerlei excuses te maken over waarom zij hun tijd om samen te zijn moet beperken…omdat zij ‘anderen’ moeten tevreden stellen. Zij kunnen ook misleidend worden over mogelijke relaties die zij nog hebben met ontevreden mensen (vanwege de relatie die die ander met de Kerk heeft), en al te vaak eindigt dit in het maken van compromissen door toe te geven aan onredelijke eisen en intimidatie etc. Misleidend zijn is niet iets van Gods geest. Het is een leugenachtige geest.

God gaf ons het voorbeeld van het planten van zaad en het telen van gewassen, opdat wij beter zouden kunnen begrijpen dat ook in de Kerk nood is aan het bestaan van een ‘ongunstig’ klimaat, teneinde de schepping van geestelijke groei in de eerstelingen (de eerste vruchten) mogelijk te maken. Dit proces maakt het mogelijk om planten te kweken die volwassen kunnen worden en zodoende verschillende niveaus van opbrengst (vruchten/graan) kunnen voortbrengen. De ‘Parabel van de Zaaier’ (Matt.13:18-23, Mark. 4:14-20 & Luk. 8:4-15) en ook de ‘Parabel van het Onkruid’ (Matt. 13:24-30, 36-43) openbaren ons veel over dit proces. In plaats van hier alles wat over deze twee parabelen gezegd wordt aan te halen, zal ik een eenvoudige beknopte vergelijking geven die dit proces van de ‘velen’ die geroepen zijn en de ‘weinigen’ die uitverkoren zijn uit te leggen. Dit alles kadert in de context van diegenen die door God geroepen zijn om potentieel bij de eerste vruchten (de 144.000) te behoren.

In de ‘Parabel van de Zaaier’, wordt er zaad gezaaid. Een deel van het zaad valt langs de weg, een deel op de rotsgrond en een ander deel op plaatsen waar het onkruid (distels en doorns) opschiet en probeert het zaad te verstikken. Dit schets een beeld van de omstandigheden en de invloed van de wereld, zoals dit geweest is gedurende de voorbije 6000 jaar. Het is een wereld die vol is van vijandschap tegenover God, Zijn Zoon, Zijn Kerk en Zijn woord. In het Millennium en in de periode van de Grote Witte Troon zullen deze omstandigheden waarin er zo’n groot gebrek aan goede vruchtbare grond is om zaad in te planten niet meer bestaan. De meeste zaken die hier beschreven worden die groei en de opbrengst (oogst) verhinderen, zijn ofwel direct afkomstig van Satan (en zijn demonen) of zijn het gevolg van datgene wat Satan in de wereld heeft voortgebracht…alles wat rechtstreeks tegen Gods woord en geest in werkt teneinde groei te verhinderen.

God weet, en heeft altijd geweten, waar het zaad gezaaid wordt. Teneinde deel uit te kunnen maken van Gods regering in Zijn Koninkrijk (in een gezagspositie), werd vooraf vastgelegd dat de 144.000 volgens plan in een ‘vijandige’ omgeving gekneed en gevormd (geschapen) zouden worden. En een groot deel van die omgeving (omstandigheden) wordt bepaald (is het gevolg van) waar het zaad op de aarde viel, en waar het viel is op zich dan weer het gevolg van de reactie – de vrije keuze – van diegenen die de gelegenheid kregen om een roeping te mogen ontvangen. Hoewel God wist dat het effect van de vrije keuze (wilsbeschikking) op een roeping zou resulteren in slechts ‘weinigen’ die ervoor zouden kiezen om in Zijn regering (bij de 144.000) te zijn, voorzag Hij ook in een mogelijkheid om op een later tijdstip ‘de geest te kunnen redden’ van ‘velen’ in deze categorie.

Wij begrijpen dat de engelen en de mensheid geschapen werden met het vermogen tot ‘vrije keuze’, doordat zij over een ‘vrije wil’ beschikken. Maar teneinde een hoogst getrouw engelenrijk te kunnen scheppen, wist God dat de ‘vrede’ voor een langere periode opgeofferd zou moeten worden. Sinds de tijd dat ‘vrije keuze’ leidde tot verdeeldheid, onenigheid en tegenstand met God, heeft ‘vrede’ niet meer bestaan in het engelenrijk (noch op de aarde) en deze zal ook niet ten volle hersteld worden totdat Satan en de demonen niet meer bestaan. Maar vanaf die tijd dat de vrede niet langer heerste tot nu toe, zijn de engelen die getrouw zijn gebleven aan God door alles waar zij vele millennia lang getuige van geweest zijn, doorheen deze tijd sterker geworden in hun overtuiging van God grote kracht, wijsheid, macht en Zijn ‘juiste weg’ (al Zijn perfecte wegen die juist zijn).

Gelijklopend hiermee zou er ook geen vrede in de wereld, binnen families en andere hechte relaties en vriendschappen, en zelfs binnen in de Kerk heersen, maar veeleer vijandschap, teneinde de schepping van een hogelijk getrainde en sterke regering van 144.000 in Gods Koninkrijk te kunnen scheppen. Door middel van het proces dat zij die zich ‘getrouw onderwerpen’ aan de kracht van Gods heilige geest werkzaam in hen in dit soort van vijandige klimaat, kan de schepping van zo’n regering mogelijk gemaakt worden.

De ‘Velen’
Het is belangrijk dat we weten dat er ook ‘velen’ zijn die door God uit de zeven era’s van de Kerk apart gezet zijn (uit allen die voor de komst van Christus stierven), die opgewekt zullen worden tijdens de ‘Grote Witte Troon’. Een groot gedeelte van hen werd ‘nooit geroepen’ om deel uit te maken van de 144.000. Maar een ander substantieel deel van dezen werd geroepen en vervolgens beproefd en getest om hun reactie (individuele vrije keuze) aan het licht te brengen, teneinde te kunnen bepalen of zij zouden kunnen behoren tot diegenen die verkozen (uitverkoren) zouden worden om dan voorbereid te worden om deel van de eerste vruchten (de eerstelingen) uit te maken. Want zoals we weten, moeten allen die verkozen zijn en die tot de ‘weinigen’ behoren (uit de ‘velen’ geroepenen) eerst beproefd en getest worden voordat zij verkozen worden. En dus vormen, zij die niet geroepen werden met het specifieke doel om bij de eerste vruchten te behoren, en zij die geroepen werden met het potentieel om tot de eerste vruchten te behoren…maar die niet verkozen (uitverkoren) werden, allen samen de categorie van mensen die aan de kant van de weg, op de rotsgrond en op de plaatsen waar het onkruid opschiet (distels en doornen) en hen verstikt vielen. Zij allen vormen een groep mensen die getuige waren van de verschillende Kerk era’s en die zullen getuigen (tijdens de Grote Witte Troon) over de verschillende omstandigheden die er voor Gods Kerk heersten in die tijden.

Net zoals er mensen zullen zijn die aan het begin van het Millennium de fundamenten (de basis) van de Kerk zullen vormen (zullen zijn), zijn er ook mensen uit de zeven era’s en uit de ‘velen’, die aan het begin van de 100jarige periode de fundamenten (de basis) van de Kerk zullen vormen (zullen zijn). Met alles waar deze mensen in hun leven getuige van geweest zijn in de specifieke periode waarin zij leefden, samen met de kennis die zij ontvangen hebben toen zij in de Kerk waren, zullen zij getuige en deel zijn van een grote opstanding die hun (in grotere mate) tot diepe bekering zal brengen. Dat grote voordeel dat zij hebben, door de waarheid die zij ontvingen en de zaken waar zij in Gods Kerk getuige van waren, zal hen aan het begin van deze Grote Witte Troon een enorme voorsprong op alle andere mensen geven. Zij zullen de initiële fundamenten van de Kerk vormen, samen met diegenen die aan het einde van het Millennium zullen voortleven in dat laatste tijdperk van redding (verlossing) die aan de mensheid aangeboden wordt.

Een heel groot deel van de ‘velen’ die doorheen alle tijden geroepen zijn, zal aan het begin van die laatste 100 jaar opgewekt worden in een fysieke opstanding en geestelijk wakker gemaakt worden. Er is ook een behoorlijk grote groep mensen die behoren tot de groep die aan de kant van de weg vielen, op de rotsgrond en/of tussen het onkruid wat hen verstikte, die zich tegen God keerden dusdanig dat zij ‘tegen God gefixeerd’ raakten. Die mensen zullen in de opstanding zijn die plaatsvindt na de Grote Witte Troon.

Deze groep (die ‘tegen God gefixeerd raakte’) vormt een ‘deel’ van het getal van de 26.000 die we reeds eerder vermeldden, die eens deel uitmaakten van de Wereldwijde Kerk van God. Maar een nog groter deel van dezen (de 26.000) komt uit de groep mensen die beschreven worden in de Parabel van het Onkruid.

In die parabel wordt ons getoond dat Satan zaad (onkruid) plantte dat niet van God was (uit diegenen die niet door Hem geroepen waren), maar wel door God toegestaan werd. Niet alleen moesten zij die door God geroepen waren beproefd en getest worden in hun relaties met mensen die op een gegeven moment aan de kant van de weg, of op de rotsgrond of tussen het onkruid vielen…maar zij moesten ook getest en beproefd worden door relaties met valse leden – zaden van Satan. Deze groep is samengesteld uit een brede waaier mensen die bijna allen mettertijd de Kerk verlieten of gedisfellowshipped werden (ook al hadden zij nooit een waarachtige relatie met God).

Zij de ‘tegen God gefixeerd’ raakten en zij die het onkruid vormden, zijn de 26.000 die in de Wereldwijde Kerk van God waren of pseudo-leden van die organisatie waren.

Een laatste opmerking nog over het onkruid…dit bestond voornamelijk uit twee hoofdgroepen van mensen. Er waren diegenen die gewoonweg door Satan misleid en beïnvloed werden om te doen alsof zij bekeerd waren, en er was een meer sinistere groep die volledig ‘tegen God gefixeerd’ raakten (of dit reeds waren). Het grote aantal mensen dat misleid en valselijk beïnvloed werd door Satan…zal wel in de periode van de Grote Witte Troon de kans krijgen om geroepen te worden, terwijl zij die ‘tegen God gefixeerd zijn’ daarna pas opgewekt zullen worden tot oordeel.

(Deel 14 volgt nog)