Ronald Weinland

HET OPMETEN VAN DE TEMPEL – DEEL 3

Gods Kerk is doorheen een proces gegaan waardoor zij een verandering in haar ‘denken’ heeft ondergaan, omdat het noodzakelijk was dat zij een nuchterder kijk zou krijgen op de wederkomst van Christus. Hoewel dat op dit moment nog niet aan de wereld gericht wordt, toch is aan de Kerk nogmaals een aankondiging gedaan aangaande de timing van de wederkomst van Jezus Christus.

Doordat wij al twee maal eerder de wederkomst van Christus verwachtten, heeft God met ons kunnen werken om ons te zuiveren en te definiëren, en zodoende heeft Hij Zijn volk beter kunnen voorbereiden op wat nu voor ons ligt. We moeten dit alles begrijpen in de context van datgene wat Gods Kerk voor het eerst begon te ervaren tegen het einde van 2007. Hoewel we dit pas nog herhaald hebben, toch is het goed om het nogmaals in herinnering te brengen, omdat het te maken heeft met hoe God onze ‘kijk op’ en ons ‘denken over’ de wederkomst van Zijn Zoon veranderd heeft.

Bij onze eerste ervaring in het uitkijken naar de wederkomst van Christus, koesterde de Kerk eind 2007 en de eerste helft van 2008 de verwachting dat Christus zou wederkeren op het Trompettenfeest van 2011. Maar een paar maanden later openbaarde God ons dat dit niet correct was, omdat de wederkomst van de Messias op een Pinksteren zou plaatsvinden (de 50st Waarheid) en niet op een Trompettenfeest. Toen deze nieuwe waarheid rondom Pinksteren van 2008 aan de Kerk geopenbaard werd, was dit meteen ook een belangrijke ‘test’ voor de Kerk en ‘kwam aan het licht’ wie de mensen waren die God waarlijk in geest en waarheid aanbaden… en wie niet. Maar we beseften ons dat toen niet ten volle.

Het was een ‘test’ van drie ‘alles bepalende factoren’. De eerste factor (niet per se in die volgorde) was dat hierdoor iedereen in Gods overblijfsel-Kerk gedwongen werd om voor zichzelf uit te maken – in hun eigen denken – of een ware profeet van God fout kon zijn wanneer hij aan Gods Kerk de verwachting gaf dat de wederkomst van Christus in 2011 zou zijn. De manier waarop eenieder dit vraagstuk individueel zou beantwoorden, zou afhangen van hun geloof in de twee andere ‘alles bepalende fronten.’

Dit werd al gauw een grote test voor enkelen, omdat zich al snel de vraag opwierp ‘of’ ik wel een profeet was. En dit werd snel zichtbaar naarmate deze enkelingen hun ware innerlijk lieten zien doordat zij kritisch, boos, ontevreden en/of bitter werden. Hiertoe behoorden zelfs enigen in de ministry.

Dit bracht op zichzelf ‘aan het licht’ wie er waarlijk in geest en waarheid God aanbaden, en wie er geestelijk de kantjes afgelopen hadden en geestelijk hoogmoedig en trots geworden waren, op zichzelf waren gaan vertrouwen en zich geestelijk boven anderen verheven voelden – zelfs tegenover hun leermeesters die God aan hen gegeven had. Ook waren er anderen die zich te midden van dit alles bevonden, maar die van God de kans kregen om zich te bekeren.

Zij die een ergere vijandige houding hadden werden door God niet vergeten! Velen van hen werden geoordeeld, en zij zouden niet langer in Zijn wegen en in de omgang met de Kerk mogen delen, helemaal tot aan de wederkomst van Zijn Zoon. Maar het zou hen wel toegestaan worden om nog een tijdje binnen de Kerkomgeving te verblijven om gebruikt te worden als een test voor anderen…maar uiteindelijk zouden zij allen verwijderd worden gedurende de periode van het effectieve ‘opmeten van de tempel.’

Een tweede bepalende factor in eenieders reactie in de aanloop naar de openbaring van de 50ste Waarheid, lag in het afmeten van hun ware geloof in Gods regering die Hij in Zijn enige ware Kerk had aangesteld. Voor sommigen (die beter hadden moeten weten) werd dit een beproeving die in werkelijkheid hun gebrek aan overtuiging van die waarheid aan de kaak stelde.

En dit sluit uiteraard naadloos aan bij het testen van een derde factor in hen, namelijk hun geloof in de 49 Waarheden, die reeds eerder aan de Kerk geopenbaard waren. Bij al deze waarheden was er één die Gods ware Kerk heel erg onderscheidde van alle andere verstrooide organisaties. En dat was de Waarheid of Jezus Christus in alle eeuwigheid bestaan had, iets waarvan alle verstrooide groepen geloofden dat dat zo was. Maar God openbaarde aan Zijn overblijfsel-Kerk dat Hij alleen Jahweh Elohim was, onze El (God) die in alle eeuwigheid bestaan heeft. Deze Waarheid alleen al is afdoende bewijs om aan te tonen waar God werkzaam is onder zij die verstrooid werden.

De tweede keer dat wij uitkeken naar Christus’ komst
De tweede keer dat wij uitkeken naar de wederkomst van Christus, zoals reeds eerder aan bod kwam, verschoof onze verwachting rondom Pinksteren van 2008 naar een wederkomst van Christus op Pinksteren 2012, omdat wij gehoord hadden dat Christus niet op een Trompettenfeest maar op een Pinksteren zou terugkeren. Deze ervaring, waarbij wij getrouw ‘reikhalzend uitkeken’ naar die gebeurtenis (die niet plaatsvond), hielp bij het transformeren van het denken van de Kerk naar een veel evenwichtigere, meer gebalanceerde en gezondere ‘kijk’ op die gebeurtenis, waarbij zij (de Kerk) veel beter ‘voorbereid’ werd op die effectieve gebeurtenis en het grote werk dat daaraan voorafgaat.

Omdat de meeste mensen in de Kerk nieuw waren en geen enkele ‘ervaring’ hadden met de gebeurtenissen die voorafgingen aan de Apostase en wat daarna volgde, was het noodzakelijk dat het denken en de volwassenheid van de Kerk gezuiverd en geherdefinieerd werd, teneinde degelijk voorbereid en klaargemaakt te worden op de effectieve komst van Christus. De waarheid is dat er nog veel geleerd moest worden over onze ‘motieven’ en ons ‘zelf’ (het ‘ik’) door middel van deze ervaring. In plaats van een dieper, waarachtiger en evenwichtiger verlangen naar de komst van Christus te ontwikkelen, zagen velen deze datum van Pinksteren 2012 veeleer als een middel om te kunnen ontsnappen aan hun persoonlijke worstelingen en strijd in dit leven.

En toen, nadat wij dit ‘reikhalzend verlangen’ voor de gehele periode van ‘Gods laatste getuigenis’ ‘getrouw geleefd’ hadden tot aan Pinksteren 2012, kwam de Kerk nogmaals op een punt in de tijd waarin iedereen voor zichzelf moest uitmaken wat hun ware geloof was en waar zij nu werkelijk stonden. Door middel van dit proces was God bezig met diegenen die waarlijk Zijn mensen zijn – zij die een ware relatie met Hem hebben – in versneld tempo te zuiveren, te sterken en tot volwassenheid te brengen. God deed zijn Kerk ‘staan’. Het merendeel van de Kerk kreeg een dieper inzicht en doorzicht in het feit dat wij ons hele fysieke leven moeten worstelen met onze eigen menselijke natuur, en dat het volgen (leven) van Gods manier van leven altijd de enige correcte en betekenisvolle keuze is… ons hele leven lang.

De vruchten die uit deze unieke ervaring voor de Kerk voortkwamen, waren een oprechtere en sterkere nederigheid van geest (in zak en as zitten), wat essentieel is voor de strijd tegen onze zelfzuchtige egoïstische menselijke natuur en onze afgrijselijke hoogmoed.

Maar weer waren er die niet waarlijk één met God waren – die geen ware relatie met God hadden. Die twee ervaringen waarbij wij reikhalzend uitkeken naar de komst van Christus, bleken ‘te veel’ te zijn voor die mensen, en dat bracht aan het licht dat zij God niet in geest en waarheid aanbaden (dienden). Veel van de 57 Waarheden die God aan Zijn Kerk gegeven had geloofden zij niet. Sommigen van hen begonnen stilletjes aan af te wijken, terwijl anderen vervuld geraakten van één bepaalde of meerdere houdingen (mentaliteiten) zoals verbittering, boosheid, depressiviteit en haat…en zodoende werden zij lasterende, wraakzuchtige en valse beschuldigers van de Kerkleden en van de waarheden van God.

Hoewel het hier soms over dezelfde mensen ging, begon er toen een uitzuivering van de laatstgenoemde mensen en van zij die de eerste keer zo slecht gereageerd hadden op de verschuiving van de komst van Christus van het Trompettenfeest naar een Pinksteren, waarbij zij allen verwijderd begonnen te worden uit enige omgang met God en Zijn Kerk of van elke schijn van een relatie daarmee. Dit begon vanaf het moment dat de Kerk de nieuwe periode waarin wij ons nu bevinden binnentrad – de periode van ‘het opmeten van de tempel.’

In geets en waarheid
In geest en in waarheid heeft God ons inderdaad, door middel van deze twee eerdere ervaringen waarbij wij reikhalzend uitkeken naar de komst van Christus, als een getrouw volk gezuiverd, gedefinieerd en voorbereid op een groot werk wat nog voor ons ligt. Het overgrote deel van de Kerk is er door God toe gebracht om te ‘staan’ in eenheid van waarheid, in een enorm volwassen geloof en met een veel grotere doelgerichtheid.

Dit brengt ons helemaal terug naar het begin van deze artikelenreeks ‘Het Opmeten van de Tempel’, en naar de Bijbelverzen die gewag maken van deze tijd (periode) die wij binnentraden beginnend op Pinksteren van 2012.

‘En mij werd een rietstengel gegeven als meetlat. En de engel stond erbij en zei: Sta op en meet de tempel van God, het altaar en zij die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof die buiten de tempel is erbuiten, en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven. En zij zullen de heilige stad vertrappen (vertreden, onder de voet lopen) tweeënveertig maanden lang.’ (Openbaring 11: 1 – 2)

Een aantal aspecten van deze verzen kunnen niet zomaar ‘gezien’ worden, maar Gods geest brengt de ware betekenis van deze woorden duidelijk aan ons over. De engel zei tegen Johannes dat hij moest opstaan om de Tempel op te meten. Wij weten dat dit over een specifieke periode in een specifieke tijd gaat – een specifieke 42 maanden waarin de Kerk (de tempel) ‘opgemeten’ dient te worden.

Het ‘opmeten van de tempel’ is niets nieuws voor Gods Kerk. Het is sinds de oprichting van de Kerk een voortdurende noodzaak geweest. Maar nu, in deze specifieke periode in de tijd, is er sprake van een veel grondigere en doelgerichtere ‘opmeting’. Dat komt omdat we ons in een heel specifieke periode in Gods plan bevinden. We naderen nu snel de tijd voor een laatste ‘groot werk’, dat God zal doen vlak voordat Hij Zijn Zoon terug stuurt om te regeren als de Messias…en voordat dat kan gebeuren, moet de tempel eerst grondig ‘opgemeten’ (gereinigd) wordt.

De structuur van de Kerk (de tempel) die door zal gaan wordt nu voorbereid – klaargemaakt – om haar roeping om deel te nemen aan dat laatste grote werk te vervullen. Teneinde dat werk krachtiger en diepgaander uit te kunnen voeren aan het einde van dit tijdperk van menselijk zelfbestuur, moet de Kerk nog veel meer in volledige eenheid en doelgerichtheid aan God onderworpen zijn. Omdat God dan ten volle kan ‘inwonen’ in zijn Kerk teneinde Zijn grote werk te verwezenlijken.

De instructie om de tempel op te meten die door de engel gegeven werd, gaat over het volledig ‘opmeten’ van de Kerk. Hoewel dit gaat over iedereen die zich in de kerk bevindt, toch gaat dit eerst en vooral over de ministry die ‘opgemeten’ wordt of uit de tempel verwijderd wordt. Daarom wordt ook gewag gemaakt van het ‘altaar’, omdat dit openbaart op wie in eerste instantie Gods blik gericht is…namelijk zij die herkenbaar zijn door hun ‘dienstbaarheid’ voor het altaar – de ministry.

Maar iedereen in de Kerk heeft deel aan het altaar. Uit de volgende zin die de engel uitspreekt in zijn instructies voor het opmeten van de tempel wordt duidelijk dat dit over iedereen in de Kerk gaat – allen die aanbidden ‘in’ de tempel. Deze periode is een periode van een intense opmeting van de Kerk – van het ‘opmeten’ van iedereen die ernaar streeft om God in geest en waarheid te aanbidden; want er bestaat geen andere manier om God waarlijk te aanbidden.

Zij die niet oprecht trachten om God te aanbidden in geest en waarheid dienen niet ‘opgemeten’ te worden. Daarentegen moeten zij duidelijk zichtbaar verwijderd worden zodat er niet langer enige valse uiterlijke schijn van zogenaamde ‘aanbidding’ kan zijn. God stelt nu door middel van een uitgebreid arsenaal aan middelen en methodes zulke valse aanbidders aan de kaak en openbaart duidelijk dat zij ongelovigen geworden zijn – die overgegeven zijn aan de heidenen. En niet alleen dat, maar de manier waarop God zulke individuen aan het licht brengt, stelt hen ook meteen bloot aan sterke geestelijke machten die voortdurend bezig zijn om zulke mensen tot actieve vijanden van Gods Kerk te maken. De meesten van hen worden dan ook deel van die groep die ‘de heilige stad ( de Kerk) tweeënveertig maanden lang onder de voet lopen.’

Over deze mensen, die door hun daden waarmee zij God en Christus bedrogen hebben in een tijd volgend op de Apostase waarin God meer waarheid en genade over Zijn mensen heeft uitgestort dan ooit tevoren, is een streng oordeel uitgesproken. Zij zullen de schande moeten ondergaan van open en blootgesteld te worden aan een geestenwereld die steeds werkt om hen tot actieve tegenstanders van Gods Kerk – de leden, de leiding en de waarheden van God – te maken. Gedurende deze hele periode worden zij in hun geest gekweld door de gedachten aan de Kerk, en omdat zij weten dat hun nog slechts een korte tijd rest.

De Ministry
Maar laat de buitenste voorhof van de tempel erbuiten en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven. (Openb. 11:2) Deze eerste zin in vers 2, is een duidelijke instructie om een duidelijke scheidslijn te maken tussen zij die niet ‘in’ de tempel aanbidden – zij die God niet in geest en waarheid aanbidden. Want zij staan immers rondom de Kerk, in de buurt van de Kerk – in de buitenhof – en doen alsof zij een ware relatie (fellowship) hebben met diegenen die ‘in’ de tempel aanbidden.

God heeft zulke valse aanbidders verwijderd, waarbij Zijn aandacht eerst en vooral uitgaat naar de ministry. Op de schouders van diegenen die geordineerd zijn om getrouwe dienaars van God te zijn, rust een grote mate van verantwoordelijkheid om een ‘voorbeeld te zijn’ en altijd blijk te geven van standvastigheid, ondersteunend te zijn en steeds iedereen te bemoedigen om één met de waarheid te zijn. Wanneer zij ‘niet dienen’ in die positieve zin, dan kan daardoor makkelijk grote schade aan anderen toegebracht worden.

Het is verbluffend om te zien hoeveel dienaars van de ministry sinds het begin van deze periode van het ‘opmeten van de tempel’ dit ‘opmeten’ zichtbaar ondergaan hebben, en hoeveel van hen verworpen zijn (gewogen en te licht bevonden) en ‘aan de heidenen gegeven zijn.’

Sinds Pinksteren van 2012 zijn er 24 ministers uit de omgeving van de Kerk uitgeworpen. Daaronder waren 1 Evangelist, 4 senior elders, 10 elders en 9 associate elders. Zij bevinden zich niet langer in de valse positie waarin zij een schijn hooghielden dat zij ‘in’ de tempel aanbaden. Maar zij zijn uitgeworpen bij de heidenen – bij hen die de Kerk 42 maanden lang vertreden (onder de voet lopen)

God zegt ons bij monde van Paulus: ‘ Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?  Zo iemand Gods tempel schendt (Grieks – corrumperen, verwoesten, verderven) God zal hem schenden (ten gronde richten = zelfde Griekse woord voor corrumperen, verderven) . Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!’ (I Corinthen 3: 16 – 17)

Met als eerste aandachtspunt de ministry, is het zo dat als iemand van hen ophoudt met in geest en in waarheid ‘in’ de tempel te aanbidden, en daarentegen dus begint met haar te verderven en te verwoesten…God zulke individuen zal verwijderen en hen zal overleveren aan zichzelf, zodat zij zelf verdorven en verwoest worden – nog meer gecorrumpeerd worden.

Deze ex-ministers zijn inderdaad overgeleverd om nog meer gecorrumpeerd te worden en zelfs om een schandelijk verbond te sluiten met een geestenwereld die er slechts op uit is om Gods mensen en de waarheid die God hen gegeven heeft te lasteren, te bespotten en te kleineren – zij assisteren bij het onder de voet lopen van de tempel. Dezen hebben zich afgekeerd van de waarheden die God sinds de Apostase aan Zijn Kerk gegeven heeft, en ook zelfs van de waarheden die voor die tijd al vastgelegd werden.

Sommigen zijn teruggekeerd naar een doctrine die stelt dat Christus eeuwig bestaan heeft en/of naar een geloof in Petra als zijnde een fysieke plaats van veiligheid. Zij geloven niet dat er een Apostase geweest is noch dat een ‘mens der wetteloosheid’ door God geopenbaard is. Zij zijn teruggekeerd naar een geloof in een 14de/15de Pascha (wat gehouden wordt tegen het einde van de 14de en verder na zonsondergang op de 15de). Indien zij ook maar één van de waarheden geloven die God sinds de Apostase aan Zijn Kerk geopenbaard heeft (Waarheden 22 t/m 57), dan gaan zij innerlijk door een afschuwelijk conflict en een vreselijke kwelling, omdat er maar één plaats bestaat waar deze waarheden onderwezen worden. En dus heeft God hen aan een grotere geestelijke verwoesting en corruptie overgegeven.

Als je niet langer binnen de tempel‘opgemeten’ kan worden (niet langer tot de binnenhof van de tempel gerekend kan worden), dan is dat een ongelooflijke schande en verlies. Velen onder dezen werden geestelijk wakker gemaakt na de Apostase, en zij hebben zich nu voor de tweede keer van God afgewend. Dit is veel erger dan zij die in slaap gevallen zijn, die tijdens het tijdperk van de Apostase uit Gods nabijheid verwijderd werden (uitgeworpen werden). En niet alleen dat, maar sinds die tijd gaf God 36 extra Waarheden aan Zijn Kerk, en deze mensen hebben datgene dat God geopenbaard heeft, de rug toegekeerd.

Zodoende gaat allereerst de aandacht uit naar de ministry, omdat zij oftewel helemaal niet ‘opmeetbaar’ zijn (zich in de voorhof buiten de tempel bevinden), of omdat zij zich tussen alle anderen in de Kerk bevinden die momenteel ‘opgemeten’ worden. Vanaf dit moment zijn er 2 elders en 9 associate-elders die niet langer in de ministry dienen. Er zijn ook nog 3 elders die nu als associate-elder dienen. Zij allen bevinden zich nog steeds onder diegenen ‘in’ de Kerk die ernaar streven om God in geest en in waarheid te aanbidden.

In dit ‘opmetingsproces’ zijn er meerdere redenen voor het aanbrengen van zulke veranderingen. Dit moet nader uitgelegd worden, omdat ‘iedereen’ in de Kerk momenteel ‘opgemeten’ wordt, en omdat dit op zich alleen al zal zorgen voor grotere verandering en grotere groei. ‘Opgemeten’ worden en door middel van dat proces groeien is geen negatief iets, maar iets positiefs. Dus voordat we overhaaste beslissingen nemen en/of een misplaatst oordeel vellen over anderen, is het wijs om een stap terug te zetten, af te wachten, en te proberen om meer te leren uit deel 4 van deze artikelenreeks, die nog zal volgen.